Paragraaf 4 Financiering

Inleiding

Terug naar navigatie - Paragraaf 4 Financiering - Inleiding

In deze paragraaf staat de concrete vertaling van het treasurybeleid voor 2026. Treasury gaat over het beheren van de financiële posities en geldstromen. Een gemeente kent vele ingaande en uitgaande geldstromen die in de tijd niet samenvallen. Daarom heeft de gemeente geldmiddelen nodig om de tijdsverschillen te overbruggen. Dit kan, in het geval van investeringen, vele jaren zijn. In andere gevallen kunnen er middelen 'over' zijn, die worden uitgezet. Het gaat dus om het lenen en uitlenen van middelen, zodat de activiteiten die genoemd zijn op de verschillende programma's in de begroting kunnen worden uitgevoerd.

De doelstelling van de treasury is: 'Het beheren van financiële posities en geldstromen op een zodanige wijze dat de daaraan verbonden risico's worden beperkt en de daarmee gepaard gaande kosten en opbrengsten worden geoptimaliseerd'. De beheersing van deze geldstromen dient uitsluitend de publieke taak. Het prudente karakter van de treasury-activiteiten staat hierbij voorop.

In de kadernota Treasury 2021 en het Treasurystatuut 2024 is de structuur, inrichting en het beleid van de treasuryfunctie vastgelegd. De concrete vertaling van het treasurybeleid staat in de financieringsparagraaf in de programmabegroting. Verantwoording over en/of tussentijdse aanpassing van (de uitvoering van) het beleid vindt plaats in de tussenrapportages en de jaarrekening.

Uit de treasuryactiviteiten volgen rentelasten en/of rentebaten. In deze paragraaf komen de raming en ontwikkeling van rente en financieringsbehoefte aan de orde.

Ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Paragraaf 4 Financiering - Ontwikkelingen

Algemeen
De regelgeving voor gemeenten op het gebied van de rente is opgenomen in de wet Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Het betreft de verwerking van de rentelasten en -baten in de begroting en jaarstukken. In de   Rentenota 2025 staat de Zoetermeerse werkwijze met betrekking tot rente. De belangrijkste onderdelen van de nota zijn de werkwijzen voor de gehanteerde rentepercentages bij het opstellen van de begroting, voor het doen van investeringen en voor de toerekening van rente aan programma's. Daarnaast staat in de nota de wijze van financiering opgenomen en hoe wordt omgegaan met de rente- en financieringsrisico's. Tenslotte staat de werkwijze bij de jaarrekening met betrekking tot afwijkingen tussen begroting en werkelijkheid beschreven. Hieronder staan de consequenties van deze nota voor de begroting 2026-2029 opgenomen.

Rentescenario (gehanteerd rentepercentage)
Over de vreemde financieringsmiddelen (leningen) moet rente worden betaald. Om in de begroting een raming te geven van de te betalen rente, wordt gewerkt met een rentescenario. De in het rentescenario opgenomen rentepercentages voor respectievelijk lang en kort geld worden gehanteerd als kostprijs voor het aan te trekken vreemd vermogen. Ieder jaar bij de perspectiefnota wordt het rentescenario bekeken en eventueel een voorstel tot wijziging gedaan. Het rentescenario ziet er momenteel als volgt uit:

Het rentescenario, zoals hierboven is opgenomen, is als volgt opgebouwd. Als ijkpunt voor de langlopende rente wordt een lening met een looptijd van 10 jaar gehanteerd met een aflossing ineens aan het eind van de looptijd (= 10 jaar fixe). De in het rentescenario opgenomen verwachte renteontwikkeling is gebaseerd op:

  • Huidige marktrente;
  • Historische rente (trend);
  • Inschatting van de renteontwikkeling door de grootbanken;
  • Een scenario van een gefaseerd 'groeien' naar het structurele renteniveau.

Het beleid is om één keer per jaar (bij de perspectiefnota) te bekijken of het scenario moet worden heroverwogen. De afwijkingen in de rentebetalingen ten opzichte van de begroting vangen we op met de rente-egalisatiereserve. Overschotten bij de jaarrekening worden in de reserve gestort en tekorten worden onttrokken aan de reserve. Pas bij een afwijking van het rentepercentage van meer dan 2%-punt wordt overwogen het scenario aan te passen. Conform ons rentebeleid, zoals verwoord in de Rentenota 2025, willen we voorkomen dat er op elke schommeling in de markt gereageerd wordt. Met het zo stabiel mogelijk houden van het rentescenario (en daarmee de toe te rekenen rentekosten aan investeringen en leges en heffingen) zorgen we voor een stabiele begroting.

Bij de Perspectiefnota 2026 is besloten het rentescenario niet aan te passen.  De lange rentes liggen duidelijk boven de rente in ons scenario. Tegelijkertijd is het door de hoge liquiditeitspositie voorlopig niet nodig om geld aan te trekken. De tijdsaanduiding "voorlopig" betreft een schatting. Bij het opmaken van de Perspectiefnota betrof die schatting 2028, nu met de programmabegroting betreft dat 2030. De verwachting nu is net als toen dat de liquiditeitspositie zal gaan dalen de komende jaren. De verandering betreft het tempo waarin het zal dalen.  Dit tempo wordt simpel gezegd beïnvloed door enerzijds de mate waarin geplande investeringen worden uitgevoerd en anderzijds de mate waarin nieuwe (grote) kasstromen de gemeente binnenkomen. Het gaat hierbij met name om subsidies en specifieke uitkeringen. Voor grote bouwprojecten zijn er in het verleden bijvoorbeeld diverse specifieke uitkeringen van rond de € 15 miljoen bij de gemeente binnengekomen. De aanwending van zo'n bedrag is vaak over 10 of 12 jaar verspreid.    

Gedurende die looptijd staat zo'n specifieke uitkering samen met de andere liquide middelen boekhoudkundig op de balans van de gemeente, maar feitelijk bij het ministerie van financiën (schatkist bankieren). De actuele rente (begin september) die we momenteel over onze middelen ontvangen, bedraagt 1,93% en over heel 2025 komt die naar verwachting uit rond de 2,25%. Er is sprake van een dalende trend. Wanneer die dalende trend overgaat in een stabiele trend en eventueel weer stijgende trend is onzeker. Wel is duidelijk dat de inflatie in de eurozone de belangrijkste indicator is. De ECB stuurt op een inflatie rond de 2,0%. In juli bedroeg de inflatie in de eurozone 2,0%. De inflatie zit daarmee nog in een licht dalende trend.

In de macro-economie zien we  elementen die een tegengesteld effect kunnen hebben op de inflatie. Enerzijds zijn er de handelstarieven die door en op diverse landen worden toegepast. Dit heeft doorgaans als effect dat de prijzen stijgen. Anderzijds kan de technologische ontwikkeling bijvoorbeeld kunstmatige informatie en of intelligentie,  zorgen voor hogere productiviteit.  Met als gevolg  lagere kostprijzen van veel producten.

Ten aanzien van de geldhoeveelheid zien we de bij veel landen de schulden oplopen wat een inflatoir effect kan hebben, tegelijkertijd zien we dat de centrale banken van Europa, Verenigd Koninkrijk en Verenigde Staten  geld uit de economie halen wat een tegengesteld effect heeft.

Risicobeheer

Terug naar navigatie - Paragraaf 4 Financiering - Risicobeheer

Treasury kent een breed scala aan risico's, zoals renterisico's, debiteurenrisico, kredietrisico's, liquiditeitsrisico's, koersrisico's en valutarisico’s, die moeten worden toegelicht in de treasuryparagraaf. Deze risico's staan benoemd in de wet financiering decentrale overheden (Fido). Niet alle genoemde risico’s zijn van toepassing op de gemeente Zoetermeer. Zo heeft de gemeente Zoetermeer geen leningcontracten in vreemde valuta afgesloten (valutarisico). Daarnaast worden aandelen die de gemeente bezit, tegen nominale waarde op de balans gewaardeerd, waardoor ook geen koersrisico wordt gelopen. Voor het afdekken en beheersbaar houden van het debiteurenrisico en de financiële dekking van oninbare debiteuren, zijn beleidsrichtlijnen opgesteld. Ook zijn voorzieningen getroffen die periodiek worden herijkt. De overige risico's worden hieronder toegelicht.

Renterisico
Het renterisico betreft de kans op schommelingen in rentelasten als gevolg van schommelingen in de rentestand in combinatie met herfinanciering. Om de renterisico’s te bewaken, is vanuit de wet Fido voorgeschreven het renterisico op twee manieren te bewaken. Het renterisico op korte termijn wordt in beeld gebracht via de kasgeldlimiet en voor de lange termijn financiering door middel van de renterisiconorm.

Kasgeldlimiet
Om te zorgen dat een gemeente niet direct in de problemen komt wanneer de rentetarieven stijgen, mag een gemeente niet alleen leningen hebben met een looptijd van korter dan een jaar. Een rentestijging zou er dan toe kunnen leiden dat een gemeente direct in de financiële problemen komt. Daarom is er een limiet gesteld aan het aantal kortlopende leningen dat een gemeente mag hebben en dit wordt de kasgeldlimiet genoemd. De kasgeldlimiet geeft voor de gemeente de maximaal toegestane omvang van de kortlopende schuld (met looptijd korter dan één jaar) aan. Er mag 8,5% van het begrotingstotaal met kortlopende leningen worden gefinancierd. Dit is voor 2026 een bedrag aan kortlopende leningen van maximaal € 47,8 mln.

Wanneer de kasgeldlimiet drie kwartalen achter elkaar dreigt te worden overschreden, moet door de gemeente maatregelen worden genomen om overschrijding te voorkomen. Maatregelen nemen betekent doorgaans het aantrekken van lang geld (dit noemen we consolideren).

Renterisiconorm
Het renterisico op het lange geld wordt bewaakt via de renterisiconorm. Deze norm wil zeggen dat de jaarlijkse aflossing plus renteherzieningen van de lening portefeuille maximaal 20% van het begrotingstotaal mag zijn. Hiermee wordt voorkomen dat een gemeente in financiële problemen komt op het moment dat de rente snel stijgt. Voor 2026 geeft de renterisiconorm aan dat de gemeente Zoetermeer maximaal voor € 112,4 mln. aan aflossingen en of renteherzieningen mag doen. Zoals zichtbaar in de tabel vindt er geen herziening plaats en vindt er voor € 2,0 mln. aan aflossingen plaats. Hiermee wordt ruimschoots aan de norm voldaan.

Derivaten
In de kadernota Treasury 2021 is opgenomen dat de gemeente geen gebruik maakt van derivaten. Het gaat hierbij om financieel afgeleide producten, zoals opties, forwards, termijncontracten etc.

Liquiditeitsrisico
Onder liquiditeitsrisico wordt verstaan het tegelijkertijd innemen van posities geleend en uitgeleend geld. Vanuit de doelstelling van de treasury worden, binnen de kaders van de renterisiconorm van de wet Fido, dubbele posities zoveel mogelijk vermeden. Vanwege de ontvangen Enecogelden (€ 90 mln.) in 2020 en de bestaande leningenportefeuille, is er in 2026 nog steeds sprake van een dubbele positie. Vanwege de komende investeringen met betrekking tot onder andere de Schaalsprong, de binnenstad en de plannen voor wat betreft de bestemming van de Enecogelden, is de verwachting dat deze dubbele positie de komende jaren verdwijnt.

Kredietrisico
Onder kredietrisico wordt verstaan het risico dat door de gemeente uitgezette geldleningen door de debiteur niet kunnen worden afgelost. Door de invoering van het schatkistbankieren, wordt een overschot aan liquide middelen uitgezet bij de Staat (in de schatkist). Dit geldt voor een overschot aan liquide middelen dat boven het kwartaalgemiddelde van € 10 mln. uitkomt (2% van de begroting). Als uitzondering hierop mogen de middelen ook aan andere overheden worden uitgeleend, maar dus niet aan andere marktpartijen. Door deze regelgeving wordt geen kredietrisico ingeschat.

Financieringsbehoefte en verwacht renteresultaat

Terug naar navigatie - Paragraaf 4 Financiering - Financieringsbehoefte en verwacht renteresultaat

De verwachting is dat tot 2030 geen vreemd vermogen aangetrokken hoeft te worden. Onderstaande tabel geeft het jaarlijkse financieringstekort weer. Een negatief getal betekent dat er nadat alle investeringen gedekt zijn, geld overblijft.

Rentelasten in de begroting
Onderstaande tabel toont de verwachte (netto) rentelast de komende jaren. De verwachting is dat gedurende de hele begrotingsperiode van 2026 t/m 2029 de ontvangen rente groter is dan de betaalde rente.  Rentebetalingen worden weergegeven in een positief getal. Renteontvangsten als negatief. We zien onderstaand de getallen over de hele looptijd negatief staan, wat erop duidt dat de renteontvangsten groter zijn dan de rentelasten. Vanaf 2030  slaat dat naar verwachting om.