Financiële begroting

Inleiding

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Inleiding

Deze Programmabegroting 2026–2029 is alweer de laatste van deze collegeperiode, wordt gepresenteerd in een financieel uitdagende context en staat in het teken van het behouden van structureel financieel evenwicht in een periode van toenemende onzekerheden en oplopende tekorten. 

Dankzij een omvangrijk pakket aan bezuinigings- en dekkingsmaatregelen van ruim € 25 mln., inclusief een eenmalige inzet van € 5 mln. uit de algemene reserve is het gelukt om voor 2026 een sluitende begroting te presenteren. Dit is een belangrijke mijlpaal, omdat het de gemeente in staat stelt om onder repressief toezicht van de provincie te blijven opereren. Tegelijkertijd is het financiële perspectief voor de jaren na 2026 zorgelijk. Vanaf 2027 lopen de tekorten structureel op, met daarbij vooral een groot verval in 2028. Dit heeft te maken met de inkomsten die we van het rijk krijgen voor de jeugdzorg. Voor de jaren 2026 en 2027 heeft het rijk een toevoeging aan de algemene uitkering van het gemeentefonds gedaan van zo’n € 10 mln. voor de extra kosten in de jeugdzorg. Deze toevoeging komt vanaf 2028 grotendeels te vervallen. Deze ontwikkeling vraagt om een scherpe bestuurlijke koers en een zorgvuldige afweging van ambities en middelen in de toekomst.

De Programmabegroting 2026-2029 is gebaseerd op de uitgangspunten uit de Perspectiefnota 2026 en de uitkomsten van het perspectiefdebat. Daarbij is rekening gehouden met de effecten van de meicirculaire, de moties en de amendementen die door de raad zijn aangenomen en de structurele effecten die voortvloeien uit het Tweede Tussenbericht 2025. De begroting weerspiegelt de gezamenlijke inzet om de stad leefbaar, veilig en duurzaam te houden, met oog voor bestaanszekerheid, maatschappelijke ondersteuning en investeringen in groei en vernieuwing.

De provincie beoordeelt de begroting op structureel en reëel evenwicht. Omdat het saldo voor 2026 nog positief is, blijft Zoetermeer onder repressief toezicht. Toch is het van belang dat de raad zich bewust is van de oplopende tekorten in de meerjarenraming en de noodzaak om tijdig aanvullende maatregelen te treffen waarbij keuzes gemaakt moeten worden die bijdragen aan de robuustheid van onze stad en organisatie.

De reserves van de gemeente blijven op peil. De Vrij inzetbare reserve bedraagt eind 2025 nog € 158 mln. met een weerstandsvermogen van 6,99 (ruim boven de norm van 1,0). Het Fonds Zoetermeer 2040 wordt ingezet voor strategische investeringen en heeft een omvang van € 95 mln. in 2025. De reserve daalt naar € 41 mln. in 2030.

We blijven investeren in de noodzakelijke transities op het gebied van wonen, mobiliteit, duurzaamheid en dienstverlening. Tegelijkertijd zetten we in op het versterken van onze weerbaarheid, het verbeteren van onze uitvoeringskracht en het benutten van kansen via samenwerking en externe financiering, zoals subsidies en regiodeals.

Grondslagen

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Grondslagen

De volgende grondslagen bepalen mede het financiële beeld in de programmabegroting:

  • Ontwikkeling van de aantallen inwoners en woningen
  • Beleid ten aanzien van verwachte ontwikkeling van het loon- en prijspeil
  • Ontwikkeling algemene uitkering
  • Rentepercentages
  • Afschrijvingstermijnen.

Ontwikkeling van de aantallen inwoners en woningen

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Ontwikkeling van de aantallen inwoners en woningen

In deze begroting is voor de berekening van de uitkering van het gemeentefonds uitgegaan van de aantallen woningen en inwoners zoals opgenomen in onderstaande tabel.

De aantallen inwoners en woningen zijn voor de financiële begroting belangrijke parameters, omdat veel financiële stromen (zoals algemene uitkering en diverse belastingen) worden berekend aan de hand van deze parameters. De financiële gevolgen van een toename van de woningen (en veranderingen in het aantal inwoners) is voor het begrotingssaldo in principe neutraal. De hogere inkomsten als gevolg van meer woningen/inwoners worden voor maximaal 50% gestort in de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 (voormalig Reserve Investeringsfonds) en voor 50% ingezet voor hogere kosten van beheer/voorzieningen als gevolg van uitbreiding van het aantal inwoners en het te onderhouden openbaar gebied.

Loon- en prijsstijging

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Loon- en prijsstijging

De gevolgen voor loon- en prijsstijging ten opzichte van de begroting 2025 zijn in de programma’s van de begroting 2026 verwerkt.

Prijsstijging 2026
Op basis van de gegevens van het Centraal Plan Bureau (CPB) van maart 2025 wordt de prijsstijging voor 2026 bepaald. Voor de prijsstijging wordt de Index materiele overheidsconsumptie (Imoc) gebruikt. Voor de lasten en baten van de begroting 2026 wordt uitgegaan van een prijsstijging van 4,0% ten opzichte van de begroting 2025. Dit percentage bestaat uit de inschatting voor 2026 van 2,1% en een correctie van 5,5 % over voorgaande jaren. Omdat een deel van de prijscompensatie over 2024 al verwerkt is in de begroting wordt een vermindering van 3,6 % toegepast en wordt een percentage van 4 % gehanteerd. Vanwege de onzekerheid of 4% voldoende is, wordt 1,6% gereserveerd op OAD voor programma's waar de prijsstijging toch hoger blijkt te zijn dan 4%. Deze stijging is ten opzichte van de ramingen zoals opgenomen in de Programmabegroting 2025.

Loonstijging 2026
Op basis van de gegevens van het Centraal Plan Bureau (CPB) van maart 2025 wordt de loonstijging voor 2026 bepaald. Voor de loonstijging wordt de loonvoet overheid gebruikt. Voor de stijging van de loonkosten wordt een stijgingspercentage van 1,4% aangehouden ten opzichte van de begroting 2025. Bij de bepaling van het stijgingspercentage is rekening gehouden met de afgesloten CAO die loopt tot 31 maart 2025 en de sociale lasten, zoals deze bekend zijn op 1 januari 2025.

  

Ontwikkeling algemene uitkering

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Ontwikkeling algemene uitkering

De in de begroting verwerkte algemene uitkering is gebaseerd op de Meicirculaire 2025. Met de eventuele gevolgen uit de Septembercirculaire 2025 wordt in de programmabegroting zelf geen rekening gehouden. De budgettaire vertaling daarvan wordt betrokken in de volgende perspectiefnota. Voor Zoetermeer leverde de Meicirculaire 2025 een voordeel op van per saldo ongeveer € 10 mln. in 2026. Hiermee was is de Perspectiefnota 2026 reeds rekening gehouden. Dit voordelige effect wordt met name veroorzaakt door extra middelen voor Jeugdhulp voor de jaren 2025 tot en met 2027. Vanaf 2028 en verder geeft de Meicirculaire 2025 slechts een beperkt positief effect, waardoor het "financieel ravijn" feitelijk is opgeschoven naar 2028. Een uitgebreidere toelichting is opgenomen in het Overzicht algemene dekkingsmiddelen (OAD).

Afschrijvingstermijnen

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Afschrijvingstermijnen

Op investeringen wordt afgeschreven. Daardoor worden de investeringsuitgaven in de tijd verdeeld over de gebruiksduur van de investering. De geldende afschrijvingstermijnen zijn opgenomen in bijlage 13. De raad bepaalt afschrijvingstermijnen en legt deze vast in verschillende beleidsnota’s. Ter wille van het overzicht wordt het totaaloverzicht van actuele afschrijvingstermijnen in de begroting opgenomen.

Totstandkoming van de begroting

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Totstandkoming van de begroting

De bovenstaande tabel toont de cijfermatige vertaling van de diverse momenten bij het opstellen van de begroting. In  november 2024 heeft de raad de Programmabegroting 2025-2028 vastgesteld (zie regel 1). Hieraan zijn de financiële gevolgen van de raadsbesluiten (regel 2) en de mutaties uit het Eerste  Tussenbericht 2025 (TB 1, 3a/3e) , de effecten van de voorjaarsnota van het rijk (regel 4) en de bezuinigings- en dekkingsvoorstellen (regel 5) toegevoegd. Dit is het vertrekpunt voor het opstellen van de begroting. De gevolgen van de Meicirculaire 2025 (regel 7) zijn verwerkt in het Tweede Tussenbericht 2025. Het financieel effect van de bij het Perspectiefdebat aangenomen amendementen staat op regel 9.  Meerjarig is het effect neutraal met een lichte verschuiving tussen de jaren. De overige mutaties na het voorjaarsdebat (regel 10/12) die van invloed zijn op deze begroting worden hierna toegelicht. 

Afwijkingen op bestaand beleid na peildatum Perspectiefnota 2026

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Afwijkingen op bestaand beleid na peildatum Perspectiefnota 2026

Na het perspectiefdebat hebben zich de volgende mutaties vanaf 2026 voorgedaan.

1. Aanbrengen zonwering scholencomplex Spitsbergen
De gevel van het gebouw is niet geschikt gebleken voor het aanbrengen van buitenzonwering.  Als alternatief wordt het raamwerk aan de binnenzijde van het gebouw aangepast waardoor binnenzonwering kan worden geplaatst. De investering bedraagt € 0,103 mln. in 2026 en wordt afgeschreven in 15 jaar tegen een rentepercentage van 2% met een jaarlijkse annuïteit van € 8.000 per jaar.

2. Leerlingenvervoer
Er is leerlingenvervoer als een kind niet zelfstandig naar school kan of omdat de school ver weg is. Sinds augustus 2024 is er een nieuwe vervoerder. De tarieven van deze vervoerder zijn hoger. Daarnaast worden er meer kinderen vervoerd. In de Perspectiefnota voor 2026 is in de budgetten al rekening gehouden met hogere tarieven en met een groter aantal aanvragen. 

Momenteel worden de aanvragen voor het nieuwe schooljaar beoordeeld. Het doel is  dat strenger gekeken wordt naar de aanvragen. Dit zou kunnen leiden tot een afname van de kosten, maar dit is nog moeilijk te voorspellen.  Een eerste inschatting  is dat de lasten met € 100.000 naar beneden kunnen worden bijgesteld.     

3. Organisatieontwikkeling Sociaal Domein
In 2026 vindt een reorganisatie van de afdelingen van het Sociaal Domein plaats, gericht op het versterken van de kwaliteit van de dienstverlening, het verbeteren van interne sturing en het beheersbaar maken van de (personeels-)kosten. De financiële uitwerking hiervan vergt meer tijd dan eerder voorzien in de Perspectiefnota. Daarom wordt de verwerking niet opgenomen in de Programmabegroting 2026, maar bij het Eerste Tussenbericht 2026 / de Perspectiefnota 2027.

4. Oploop Nieuw Beschut Werk
Beschut werk is bedoeld voor mensen die alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden kunnen werken. De Rijksoverheid verplicht gemeenten om deze voorziening aan te bieden. Deze wettelijke taak wordt uitgevoerd door Werkbedrijf De Binnenbaan. In het Eerste Tussenbericht 2025 is de raad geïnformeerd over een structureel nadeel van € 0,15 mln. aan de hand van de (financiële) verwachtingen van Werkbedrijf De Binnenbaan. Met de halfjaarrapportage van de Binnenbaan is duidelijk geworden dat deze kosten zich in 2025 niet zo sterk ontwikkelen als waar in hun begroting rekening mee is gehouden. De verwachting is dat dit effect structureel is.

5. Organisatieontwikkeling Sociaal Domein en opschaling Lokale Teams
 In 2026 vindt een reorganisatie van de afdelingen van het Sociaal Domein plaats, gericht op het versterken van de kwaliteit van de dienstverlening, het verbeteren van interne sturing en het beheersbaar maken van de (personeels-)kosten. Een belangrijk onderdeel van deze brede reorganisatie is de opschaling van Lokale Teams, die lichte jeugd- en gezinshulp en ondersteuning gaan bieden, de toeleiding naar specialistische jeugdhulp beter sturen en meer regie voeren over jeugdhulptrajecten. Ook dit is een reorganisatie. De consequenties voor organisatie, personeel en financiën worden de komende periode verder uitgewerkt.
De financiële uitwerking van de brede reorganisatie Sociaal Domein kost meer tijd dan bij de Perspectiefnota en het raadsvoorstel Doorontwikkeling teams en organisatie Jeugd en Onderwijs was voorzien (2025-081244). Daarom wordt de verwerking niet in de Programmabegroting 2026 meegenomen, maar bij het Eerste Tussenbericht 2026/ de Perspectiefnota 2027.   

6. Doorontwikkeling Lokale Teams
In februari 2025 heeft de raad het college de opdracht gegeven om Lokale Teams binnen de gemeentelijke organisatie door te ontwikkelen en te starten met de voorbereidingen voor de implementatie en de reorganisatie van de ambtelijke organisatie. Voor het uitvoeren van deze opdracht is een traject gestart dat doorloopt in 2026, in samenhang met de uitvoering van de reorganisatie sociaal domein. In 2024 is niet het gehele budget uitgegeven. Voor 2026 is echter nog wel budget nodig. Het aanvullend benodigde budget voor 2026 is € 0,198 mln. 

7. Programma Toekomstbestendige jeugdhulp - Project aansluiting onderwijs-jeugdhulp
Het programma Toekomstbestendige Jeugdhulp bevatte vijf projecten. Een van deze projecten is het project aansluiting onderwijs-jeugdhulp. De initiatieffase van het project is gestart in februari 2024. Na de herfstvakantie (Q3) 2024 is het project overgegaan naar de uitvoeringsfase. Het project werkt op basis van schooljaren en wordt uitgevoerd in de schooljaren 2024-2025 en 2025-2026. Er doen vier basisscholen en twee voortgezet onderwijsscholen mee aan het project. In het tweede kwartaal van 2025 is op twee pilotscholen extra bewegen toegevoegd aan het project.

Voor het project is in 2026 € 0,27 mln. benodigd. Dit budget is nodig om de uitvoering op het onderwijs (jeugdhulp en extra bewegen) voort te kunnen zetten en om intern het project te kunnen monitoren en na afloop een adviesrapport op te kunnen maken.  De verwachte kosten voor 2026 bedragen € 0,27 mln.

8. Jeugdhulpvervoer
De kosten voor jeugdhulpvervoer zijn gestegen. In het memo Overschrijding kosten jeugdhulpvervoer staat dat de kosten hoger uitvallen doordat meer jeugdigen gebruiken maken van jeugdhulpvervoer, de tarieven voor het vervoer zijn gestegen en er meer jeugdhulpvervoer wordt toegekend. Mede door de gestegen tarieven is de verwachting dat de afwijking meerjarig is. Door de inzet van maatregelen moeten de kosten voor jeugdhulpvervoer op termijn dalen.

9. Prijscompensatie specialistische jeugdhulp
De indexatie van de tarieven voor specialistische jeugdhulp wijkt af van de gemeentelijke indexatie. Op het Overzicht Algemene Dekkingsmiddelen (OAD) staat een prijsstijging van 1,6% gereserveerd voor programma's waar de prijsstijging hoger blijkt te zijn dan 4%. Middels deze wijziging wordt hiervoor gecorrigeerd. 

10. Specialistische jeugdhulp
Op basis van de prognose is de verwachting dat de kosten voor de regionaal en landelijk ingekochte specialistische jeugdhulp in 2025 € 0,915 mln. hoger uitkomen dan begroot. Hoewel het aantal jeugdigen met specialistische jeugdhulp daalt, zien we dat de kosten nog stijgen als gevolg van hogere tarieven en langere/zwaardere jeugdhulptrajecten. We zien dit met name terug bij onderdelen ambulante jeugdhulp en dagbehandeling. In het memo Tweede monitor kosten jeugdhulp 2025 was dit beeld ook al zichtbaar en de stijging zet zich met name bij dagbehandeling door. Op andere onderdelen van de begroting verwachten we echter een kostendaling, bijvoorbeeld bij de Jeugd-GGZ. De verwachting is dat de stijging op dagbehandeling zich ook de komende jaren zal doorzetten. 

11. Crisisorganisatie Sociaal Domein
Vanwege de start van de Lokale Teams in 2026 zijn niet alle middelen nodig zoals voorzien in de Perspectiefnota 2026. 

12. Vroegsignalering onbegrepen gedrag
Eind 2024 is het project Lerend netwerk preventie gestart. Met het project wordt een lerend netwerk opgezet rondom mensen met onbegrepen gedrag die zich (nog) niet in een crisissituatie bevinden. Onbegrepen gedrag is de verzamelnaam voor gedrag van mensen dat door hen zelf en/of door hun omgeving als moeilijk hanteerbaar wordt ervaren. Hierbij wordt door de inzet van een wijkfunctionaris met name ingezet op preventieve maatregelen, het stimuleren van effectieve samenwerking en deskundigheidsbevordering. De raad is hierover geïnformeerd door middel van Raadsmemo 2024-172733 Start project ‘verbeteren vroegsignalering personen met onbegrepen gedrag’ d.d. 12 december 2024.

De netto-lasten bedragen voor de jaren 2026 en 2027 € 0,158 mln. en worden gedekt door een subsidie van ZonMw.

13. Wmo hulpmiddelen
De Wmo hulpmiddelen worden eind 2027 opnieuw aanbesteed. Het beleid richt zich op toekomstgerichte en efficiënte oplossingen, zoals het delen van hulpmiddelen (bijvoorbeeld scootmobielen) en het opnemen van kosten effectievere hulpmiddelen in het nieuwe contract.  Daarnaast is het nog afwachten of het aantal aanvragen ook significant zal groeien vanwege de verdergaande vergrijzing. Daarom is besloten om een afloop in het budget op te nemen vanaf 2028. De afname in het budget loopt structureel op tot € 400.000 in 2029.

14. Wmo hulp bij het huishouden 
Per november 2025 gaat het nieuwe contract huishoudelijke ondersteuning in. Tegelijkertijd wijzigt ook hoe we de huishoudelijke ondersteuning invullen. Om ervoor te zorgen dat huishoudelijke ondersteuning toegankelijk blijft, is het belangrijk dat meer inwoners hun huishouden (gedeeltelijk) zelfstandig blijven doen en dat minder inwoners langdurig huishoudelijke ondersteuning nodig hebben, zodat het beschikbaar blijft voor de inwoners die het echt nodig hebben. Dit doen we door de huishoudelijke ondersteuning uit te voeren aan de hand van drie ondersteuningsniveaus. Uiteindelijk is het de verwachting dat deze stelselwijziging ook financieel iets zal opleveren. In het meerjarig budget hebben we daarom rekening gehouden met een afname in 2028 van € 100.000 oplopend naar structureel € 150.000 in 2029. 

15. Wmo ondersteuning thuis 
De ontwikkeling is dat ondersteuning op individueel niveau steeds meer plaatsvindt in groepsverband. Hierdoor zijn er schaalvoordelen te halen en worden de individuele maatwerkindicaties omgezet naar een algemene voorziening. Aan de andere kant zien we de verschuiving van de Zorgverzekeringswet naar de Wmo. Dit zou kunnen leiden tot hogere kosten. Ondanks deze trend is de verwachting dat het budget ondersteuning thuis naar beneden bijgesteld kan worden met € 400.000 in 2026 tot € 250.000 structureel in 2029 en verder. 

16. Wmo maattijdvoorzieningen
De maaltijdvoorziening omvat ondersteuning bij het bereiden en nuttigen van maaltijden aan kwetsbare inwoners die dit door hun beperking niet zelfstandig kunnen. Deze vorm van ondersteuning is tijdsintensief en relatief duur, waardoor de kosten snel oplopen. De aanbieder die deze dienst verzorgt voor de gemeente, berekent inmiddels hogere tarieven. Ook wordt er meer gebruik gemaakt van deze voorziening. 

17. Tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid (CDOKE)
In 2025 is er meer duidelijkheid verkregen over de continuering en omvang van de vergoeding van het rijk voor 2026-2030. Dit geeft de zekerheid om verder te werken aan de versterking van de gemeentelijke organisatie voor het uitvoeren van de klimaat- en energietaken. Om niet te veel gebonden te zijn aan vaste verplichtingen is de formatie gesplitst in een vaste en flexibele schil. Voor 2026 en verder worden minimaal extra uitgaven verwacht tot ca. € 3 mln. Ten opzichte van de begroting is dit een stijging van € 0,2 mln. Tegenover de uitgaven staat een even hoge subsidie.

18.  Huur tijdelijke Nelson Mandelabrug
De huur van een tijdelijk brugdeel voor  de Nelson Mandelbrug € 93.000 voor de jaren 2025 t/m 2027. 

19. Tijdelijke gronddepot Nieuwe Driemanspolder
De verwachting was dat de maximale capaciteit van het gronddepot in 2025 bereikt zou zijn.  Dit is echter nog niet het geval. De exploitatie van het gronddepot is budgettair neutraal. De baten en lasten stijgen meerjarig incidenteel met € 0,1 mln.  in 2026 en 2027.

20. Bezuinigingsmaatregel Vervangingsinvesteringen kapitaliseren - actualisering naar prijspeil 2025
De bedragen zoals opgenomen in de bezuinigingsmaatregel Vervangingsinvesteringen kapitaliseren zijn geïndexeerd naar het prijspeil van de programmabegroting 2026. Dit levert een voordeel op dat wordt wordt gereserveerd voor ‘Veroudering van de stad'.

21. Herziening kapitaallasten en VTA  2026-2030
Door herziening van kapitaallasten en geraamde opslagen voor de kosten van voorbereiding, toezicht en administratie (VTA) is er een voordeel in 2026 van € 0,44 mln., in 2027 € 0,59 mln.,  in 2028 € 0,43 mln. In 2029 is er een nadeel van € 2.000.

22. Media
Gemeenten hebben volgens de Mediawet een instandhoudingsplicht voor de lokale publieke omroep. Dat betekent dat het college van B&W verantwoordelijk is voor de bekostiging. De VNG heeft een raming van het aantal huishoudens gemaakt. Voor Zoetermeer komt dit neer op 59.132 huishoudens.  De VNG-handreiking Wachten kan niet meer (2023) hanteert een richtbedrag van € 1,68  per huishouden per jaar (prijspeil 2026) voor een minimumniveau van LTMA, met enkel basisradio, beperkte nieuwsvoorziening en geen ontwikkelruimte. Voor professionalisering richting een stevige streekomroepvorming wordt een bekostiging van € 2,50 tot € 3,00 per huishouden als realistisch gezien. In de begroting voor 2026 is € 109.408 opgenomen. Dit is op basis van € 1,68. Om op een budget voor een stevige streekomroep uit te komen is er een verhoging met € 38.422 voor het jaar 2026 en € 58.422 vanaf 2027 en verder noodzakelijk op basis van € 2,50.

23. Kunstopdrachten in openbare ruimte
In 2026 werken we  onder andere aan de kunstopdrachten  bij het IKC Seghwaert, Motion beweegcollege, IKC Buytenwegh en de verbouwing van het stadhuis. De verwachte kosten hiervoor worden ingeschat op €42.500. Deze kosten worden onttrokken aan de Reserve Beeldende Kunst in Openbare Ruimte.

24. Kapitaallasten PV panelen versnelde aanpak klimaatproblematiek Leidsewallen 80 (CKC)
Een onderdeel van de versnelde aanpak van de klimaatproblematiek bij CKC & Partners omvat het plaatsen van PV-panelen boven het atrium. De kosten bedragen € 0,119 mln. in 2025 en worden afgeschreven in 25 jaar tegen een rentepercentage van 2% met een jaarlijkse annuïteit van € 6.000.

25. Huisvesting lokale teams Jeugd en onderwijs
Op 15 juli 2025 heeft de raad het college opdracht gegeven om voor de lokale teams Jeugd en onderwijs fysieke locaties beschikbaar te stellen. Binnen de vastgoedportefeuille zijn twee locaties gevonden die in 2026 worden ingericht. Dit betreft de locaties Justus van Effenhove 37 en Koeienweide 2. De jaarlijkse exploitatie lasten bedragen € 84.000. 

26. Uitwerking motie 85 'Geef plaats aan subsidies waar ze thuishoren'
In de motie wordt opgeroepen om subsidies te plaatsen op programma 4. Vrije Tijd. Het gaat om subsidies voor het maatjesproject (mentorproject) jongerenkamp, democratieproject en huttenbouw. Er is uitvoering gegeven aan deze motie. In het vastgestelde bezuinigingspakket is de subsidie voor deze projecten komen te vervallen. Hierdoor ontstaat een nadeel van € 52.450.  Hier staat geen dekking tegenover in Programma 4 en levert daarmee een tekort op.

27. Herfasering Verbeteren toegankelijkheid gemeentelijke Gebouwen
De beoogde werkzaamheden kunnen niet allemaal uitgevoerd worden in 2026. Hierdoor worden de beschikbare middelen onderbenut. Bij de jaarrekening zal voorstel tot  budgetoverheveling worden voorgelegd. Weglaten?

28. Systematiek overheadtoerekening aan projecten (maatregel 302)
De toerekening van de overheadkosten aan projecten wordt met ingang van 2026 gewijzigd. Het doel van de wijziging is om het tarief te actualiseren en aan te passen aan de uitgangspunten zoals deze in de 'Notitie Overhead 2023' van de commissie BBV zijn opgenomen. Hiermee ontstaat een integrale kostprijs die uniform binnen de gemeente wordt toegepast. De aanpassing en de methodiek is opgenomen in de nota overhead 2025. Als gevolg van de nieuwe systematiek wordt er meer overhead toegerekend aan investeringen en grondexploitaties. Het financiële effect van de hogere doorbelasting is in de Perspectiefnota 2026 ingeschat op een nettobedrag € 1 mln. Het effect van de wijziging is als maatregel 302 opgenomen in de Bezuinigings- en dekkingsvoorstellen 2026. Het meerjarig effect van de nieuwe systematiek is inmiddels doorgerekend en aangepast op € 2 mln. Dit levert een aanvullende dekking op van € 1 mln. en wordt opgenomen als aanvullende bijdrage in het sluitend maken van de begroting. 

29. Opbrengst toeristenbelasting
In de begroting is een meeropbrengst ingecalculeerd vanwege de bouw van het Van der Valk hotel. De bouw van het hotel is gestart medio 2025 en zal naar verwachting ongeveer 2,5 jaar duren. De begrote opbrengst over 2026 en 2027 wordt daarom met € 0,21 mln. per jaar naar beneden bijgesteld. 

30. Vrijval reservering taakmutaties
Wanneer de gemeente extra middelen krijgt in de algemene uitkering van het gemeentefonds voor extra taken, wordt er een reservering op OAD gedaan.  Een deel van deze reservering kan vrijvallen, doordat de reservering niet helemaal nodig is.

31. Rente
Er is vanaf 2027 een variërend rentevoordeel. Dit kent verschillende oorzaken die wel met elkaar verband houden. Bij de Perspectiefnota is over de jaren een daling van de liquiditeitsomvang voorzien. Naar huidig inzicht gaat de daling minder hard dan eerder verwacht. Dat maakt dat er in 2027 iets meer renteopbrengst zal zijn. Tegelijkertijd was de eerdere verwachting dat er in 2028 geleend zou moeten worden, Hiervoor is eerder vanaf 2028 ca € 0,8 miljoen aan rentelasten opgenomen. Naar huidig inzicht is er pas in 2031 behoefte aan aanvullend vreemd vermogen, wat maakt dat deze oploop in de rentelasten vanaf 2028 vrijvalt. Dat 2026 negatiever is, heeft te maken met de korte rente die iets lager zal zijn dan eerder verwacht. 

32. Resultaat verlagen loonbudget naar Pmax-1
De personeelsbudgetten voor de hele gemeente Zoetermeer worden verlaagd naar 1 trede onder het maximum van de schaal (in plaats van het maximum van de schaal)> Dit leidt tot een structurele verlaging van de geraamde lasten van circa € 3 mln. (2,5 % van het totale personeelsbudget). Dit bedrag is gebaseerd op de financiële vertaling van de formatie per 1 januari 2025. Deze maatregel levert een besparing van € 2,8 mln. op.  Hiermee wordt invulling gegeven aan de bezuiniging, motie 2506-84 en amendement  2506-U1. Het restant van € 1 mln. is vrijgevallen aan het begrotingssaldo.

33. Meicirculaire
In de perspectiefnota is op basis van de Voorjaarsnota 2025 van het rijk een inschatting gemaakt van de financiële effecten voor de gemeente Zoetermeer. Na het verschijnen van de meicirculaire 2025 is de raad via het memo "meicirculaire 2025" geïnformeerd. De afwijking ten opzichte van de perspectiefnota wordt in deze begroting verwerkt.

Opbouw financiële begroting

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Opbouw financiële begroting

De financiële begroting is opgebouwd uit zeven programma’s, het Overzicht Overhead, het Overzicht algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien en de Vennootschapsbelasting (Vpb)
Per programma worden onderscheiden:

  • Lasten
  • Baten 
  • Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves

Het saldo van baten en lasten is het exploitatiesaldo. Het eindsaldo, waarin de mutaties van de reserves zijn meegenomen, wordt het ‘geraamd resultaat’ genoemd. Onderstaande tabel geeft de te autoriseren bedragen voor 2025 weer. In bijlage 12 Overzicht taakvelden is de uitsplitsing voor de jaren 2026, 2027 en 2028 opgenomen.

Totaal raming programmabegroting 2026

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Totaal raming programmabegroting 2026
Bedragen x €1.000
Totaal raming Begroting 2026
Lasten Baten Toevoegingen Onttrekkingen Saldo
1. Onderwijs, economie en Arbeidsparticipatie -133.397 69.997 -2.688 2.831 -63.257
2. Samen leven en ondersteunen -169.446 11.196 0 365 -157.884
3. Leefbaarheid, duurzaam en groen -69.688 40.618 0 3.721 -25.349
4. Vrije tijd -35.749 12.400 0 43 -23.306
5. Veiligheid -23.894 1.676 0 790 -21.429
6. Dienstverlening en participatie -18.527 7.295 0 130 -11.102
7. Inrichting van de stad -30.215 21.288 -2.061 5.385 -5.603
Overzicht overhead -54.044 279 0 27 -53.738
Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien -8.312 366.652 -11.063 15.401 362.678
Heffingsbedrag Vennootschapsbelasting -590 0 0 0 -590

Totaaloverzicht op meerjarenbasis

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Totaaloverzicht op meerjarenbasis
Bedragen x €1.000
Totaal Programma's Begroting 2026 Begroting 2027 Begroting 2028 Begroting 2029
1. Onderwijs, economie en Arbeidsparticipatie
Lasten -133.397 -132.552 -132.101 -131.766
Baten 69.997 69.927 69.927 69.927
Saldo baten en lasten -63.400 -62.625 -62.173 -61.839
Toevoegingen -2.688 -3.357 -3.184 -3.184
Onttrekkingen 2.831 3.303 3.283 3.283
Saldo reservemutaties 143 -54 98 98
Totaal 1. Onderwijs, economie en Arbeidsparticipatie -63.257 -62.679 -62.075 -61.741
2. Samen leven en ondersteunen
Lasten -169.446 -159.869 -158.593 -158.516
Baten 11.196 2.139 1.981 1.981
Saldo baten en lasten -158.250 -157.731 -156.613 -156.536
Onttrekkingen 365 54 0 0
Saldo reservemutaties 365 54 0 0
Totaal 2. Samen leven en ondersteunen -157.884 -157.677 -156.613 -156.536
3. Leefbaarheid, duurzaam en groen
Lasten -69.688 -68.652 -68.589 -68.193
Baten 40.618 37.480 37.221 37.221
Saldo baten en lasten -29.070 -31.172 -31.369 -30.972
Onttrekkingen 3.721 4.815 4.334 3.804
Saldo reservemutaties 3.721 4.815 4.334 3.804
Totaal 3. Leefbaarheid, duurzaam en groen -25.349 -26.357 -27.034 -27.168
4. Vrije tijd
Lasten -35.749 -36.492 -36.172 -36.139
Baten 12.400 11.611 11.611 11.611
Saldo baten en lasten -23.349 -24.881 -24.561 -24.528
Toevoegingen 0 -9 0 0
Onttrekkingen 43 541 0 0
Saldo reservemutaties 43 532 0 0
Totaal 4. Vrije tijd -23.306 -24.349 -24.561 -24.528
5. Veiligheid
Lasten -23.894 -23.187 -22.684 -22.582
Baten 1.676 1.402 1.156 1.156
Saldo baten en lasten -22.219 -21.785 -21.528 -21.426
Onttrekkingen 790 190 0 0
Saldo reservemutaties 790 190 0 0
Totaal 5. Veiligheid -21.429 -21.595 -21.528 -21.426
6. Dienstverlening en participatie
Lasten -18.527 -17.980 -17.735 -18.068
Baten 7.295 7.485 7.147 7.522
Saldo baten en lasten -11.232 -10.496 -10.588 -10.546
Onttrekkingen 130 100 0 0
Saldo reservemutaties 130 100 0 0
Totaal 6. Dienstverlening en participatie -11.102 -10.396 -10.588 -10.546
7. Inrichting van de stad
Lasten -30.215 -25.756 -24.782 -17.317
Baten 21.288 18.220 14.229 10.664
Saldo baten en lasten -8.927 -7.536 -10.553 -6.652
Toevoegingen -2.061 -2.480 188 -256
Onttrekkingen 5.385 4.577 4.947 789
Saldo reservemutaties 3.324 2.096 5.136 533
Totaal 7. Inrichting van de stad -5.603 -5.439 -5.418 -6.120
Overzicht overhead
Lasten -54.044 -53.776 -53.710 -53.690
Baten 279 279 279 279
Saldo baten en lasten -53.765 -53.496 -53.430 -53.411
Toevoegingen 0 0 0 0
Onttrekkingen 27 14 0 0
Saldo reservemutaties 27 14 0 0
Totaal Overzicht overhead -53.738 -53.483 -53.430 -53.411
Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien
Lasten -8.312 -20.186 -33.491 -46.788
Baten 366.652 376.385 377.305 386.307
Saldo baten en lasten 358.340 356.199 343.814 339.519
Toevoegingen -11.063 -4.650 -2.148 -1.928
Onttrekkingen 15.401 4.036 1.082 1.349
Saldo reservemutaties 4.338 -614 -1.066 -579
Totaal Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien 362.678 355.585 342.748 338.939
Heffingsbedrag Vennootschapsbelasting
Lasten -590 -277 -608 0
Saldo baten en lasten -590 -277 -608 0
Totaal Heffingsbedrag Vennootschapsbelasting -590 -277 -608 0

Totaal meerjaren

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Totaal meerjaren
Bedragen x €1.000
Exploitatie Begroting 2026 Begroting 2027 Begroting 2028 Begroting 2029
Lasten -543.861 -538.727 -548.465 -553.060
Baten 531.400 524.929 520.856 526.668
saldo van baten en lasten -12.461 -13.799 -27.609 -26.392
Toevoegingen -15.812 -10.497 -5.144 -5.369
Onttrekkingen 28.693 17.628 13.647 9.225
Saldo mutatie reserves 12.881 7.131 8.502 3.856

Incidentele baten en lasten

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Incidentele baten en lasten

Inzicht in de incidentele baten en lasten is nodig om te beoordelen of de begroting structureel in evenwicht is, dat wil zeggen dat de structurele lasten worden gedekt door structurele baten. De incidentele baten en lasten blijven voor de bepaling van dat evenwicht buiten beschouwing.

Onder incidentele baten en lasten worden onder andere de volgende posten verstaan:

  • Inkomsten uit grondexploitaties
  • Dotaties en onttrekkingen aan reserves
  • Bijzondere baten en lasten ten gevolge van incidenteel nieuw beleid
  • Voordelige en nadelige afwikkelingsverschillen van voorgaande dienstjaren
  • Extra afschrijvingen ten laste van de exploitatie.

Er wordt rekening gehouden met een grensbedrag van € 0,1 mln.

Toelichting incidentele baten en lasten

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Toelichting incidentele baten en lasten

Programma 1 Onderwijs, economie en Arbeidsparticipatie
Voor de aanpak van fraude zorgaanbieders is in het Coalitieakkoord 2022-2026 'Samen doen wat nodig is' een bedrag gereserveerd van € 54.000 voor 2026. Dit is het laatste jaar. Voor de actieagenda Economie gaat het om € 0,110 mln.  Voor de uitvoering van de gebiedsvisie gemengd zakendistrict Entree-Zuid is in 2026 € 0,1 mln. beschikbaar en € 40.000 voor een bijdrage aan de inrichting van een technische praktijk locatie. Van de eenmalige bijdrage van in totaal € 150.000 is in 2027 nog € 20.000 in de begroting opgenomen. Het gaat om een bijdrage aan de samenwerking tussen technisch bedrijfsleven en onderwijs. Deze bijdrage is gedekt door een onttrekking aan de reserve Fonds Zoetermeer 2040.

Programma 2 Samen leven en ondersteunen
In het huidige coalitieakkoord is voor 2023/2026 € 0,15 mln. beschikbaar voor het vergroten van toegankelijkheid en voor 2025/2026 € 0,133 mln. voor een Woonzorgvisie. In 2027 is daarvoor € 67.000 beschikbaar. De Woonzorgvisie wordt ten laste van de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 gebracht
. In de Perspectiefnota 2024 is budget gereserveerd voor 5 projecten jeugd voor twee jaar. Het doel is om sturing en samenwerking binnen het jeugddomein te verbeteren. De projecten worden in samenhang uitgevoerd en bestrijken het hele spectrum van de jeugdzorg. Een goede aansluiting tussen onderwijs en jeugdhulp is belangrijk om het leer- en ontwikkelproces van jonge kinderen zo min mogelijk te onderbreken. Een deel van de projecten loopt door in 2026. Het gaat om een bedrag van € 0,27 mln. en wordt gedekt door een onttrekking aan het Sociaal Innovatiefonds. Ook twee projecten uit het ontwikkelperspectief van Meerzicht worden gedekt uit het Sociaal Innovatiefonds.  In 2026 is voor Impact gedrven inzet voor jeugd & gezinnen en voor Preventie in de praktijk in 2026 nog € 0,259 mln. beschikbaar. Voor het uitvoeringsplan als gevolg Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) is in 2026 € 0,924 mln. aan lasten geraamd waar een subsidie tegenover staat. Om de zorg ook in de toekomst goed, toegankelijk en betaalbaar te houden, is een Integraal Zorg Akkoord afgesloten tussen betrokken organisaties. In 2026 is voor de uitvoering € 6.725.000 beschikbaar waar een even grote inkomst tegenover staat. De Europese Richtlijn Tijdelijke bescherming (RTB) voor noodopvang van Oekraïense vluchtelingen is verlengd en loopt door in 2026. De lasten zijn geraamd op € 0,6 mln. De bijdrage van het rijk is € 1,083 mln. Bij de PN2026 zijn middelen gereserveerd voor het voortzetten van de crisisorganisatie Sociaal domein. Dit bedrag is niet volledig nodig door de start van Lokale Teams. Per saldo bedraagt de raming voor 2026 € 0,13 mln.

Programma 3 Leefbaarheid, duurzaam en groen
In het coalitieakkoord is in programma 3 een budget opgenomen voor bomen, vier jaar € 0,150 mln. en als tijdelijke impuls voor de openbare ruimte € 1,5 mln. per jaar voor de jaren 2023/2026. Een deel van het bedrag uit voorgaande jaren is niet uitgegeven, € 0,476 mln. Dit is aan 2026 toegevoegd. In het kader van de bezuinigingen is een ton op dit bedrag in minder gebracht.
Voor aardgasvrije wijken is een rijksbijdrage ontvangen. Dat bedrag is in de brede bestemmingsreserve gestort. De uitvoering van de plannen is vertraagd en schuift naar later jaren. De verwachting is dat in 2027  een budget van € 3,382 mln. wordt uitgegeven met een bijdrage van € 3,162 mln. uit de Brede bestemmingsreserve. Voor 2028 is dat € 2,585 mln. waarvan € 2,534 mln. uit de Brede bestemmingsreserve en in 2029 is dat € 1,0 mln. Het verschil tussen uitgaven en dekking ontstaat door verschillen in de toegepaste indexatie. De uitgaven zijn geïndexeerd, de onttrekkingen niet. Begin 2022 is een Duurzaamheidsfonds ingesteld en gevoed met middelen uit de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 ter grootte van € 7,5 mln. De raad heeft het bedrag van het fonds met een amendement verhoogd naar € 10 mln. Dit Duurzaamheidsfonds draagt bij aan de ambities uit het programma Duurzaam & Groen Zoetermeer. Voor de diverse deelplannen is voor 2026 € 1,745 mln., in 2027 € 1,815 mln. en in 2028 € 1,8 mln. in de begroting opgenomen.   De regeling aanpak energiearmoede voor de compensatie van de hoge energieprijzen in de afgelopen jaren is nog niet volledig uitgevoerd. Er resteert voor 2026 een bedrag van € 0,844 mln.. Daarvoor is geld ontvangen van het rijk. De gemeente heeft een aanvraag ingediend voor de Specifieke Uitkering Lokale Aanpak Isolatie om bewoners te helpen bij het verduurzamen van hun woning. De aanvraag is toegekend. Voor 2026 gaat het om € 0,456 mln.  De gemeente heeft voor 2026 en 2027 € 0,15 beschikbaar voor het opstellen van een gemeentebreed soortenmanagementplan (SMP) om procedures bij het aanvragen van omgevingsvergunningen efficiënter te kunnen uitvoeren waardoor onderzoek naar flora en faunabescherming bij bouwprojecten minder tijd kost. De gemeente ontvangt hiervoor een subsidie van het rijk. Voor de huur van de tijdelijk Mandelabrug is in 2026 en 2027 een bedrag van € 93.000 nodig. De verwachting was dat de maximale capaciteit van het tijdelijk gronddepot in 2025 zou worden bereikt maar dat is niet het geval. In 2026 en 2027 stijgen zowel de baten als de lasten met € 0,1 mln. De exploitatie is budgettair neutraal.

Programma 4 Vrije tijd
Er zijn geen incidentele baten of lasten opgenomen in de begroting.

Programma 5 Veiligheid
Voor handhaving zijn in het coalitieakkoord, naast structurele middelen, ook tijdelijke middelen voor een extra impuls opgenomen, in 2026 € 0,3 mln. Niet alle gereserveerde bedragen uit voorgaande jaren zijn uitgegeven. Aan 2026 is € 0,3 mln. toegevoegd. Deze extra middelen komen ten laste van de Reserve Fonds Zoetermeer 2040.
Bij de Perspectiefnota 2026 is geld beschikbaar gesteld voor de Zoetermeerse pandenbrigade. Het doel van het oprichten van een Zoetermeerse pandenbrigade is het borgen van het juiste gebruik van woningen en panden en waarbij misstanden tijdig worden gesignaleerd en aangepakt en waarbij binnen de integrale aanpak zorg en veiligheid samenkomen. Voor de duur van twee jaar wordt als pilot een Zoetermeerse pandenbrigade opgericht. In 2026 en 2027 is daarvoor per jaar € 0,19 beschikbaar. De bedragen worden gedekt uit Reserve Fonds Zoetermeer 2040. 

Programma 6 Dienstverlening en samenspraak
De omgevingswet is op 1 januari 2024 in werking getreden. In 2026 is een bedrag van € 0,312 mln. opgenomen voor de transitiefase. Het gaat om de doorontwikkeling van kerninstrumenten zoals het omgevingsplan en omgevingsprogramma, het verbeteren van de dienstverlening en de gezonde fysieke leefomgeving.
2026 Is het laatste jaar van dit college waarbij het 'potje van de raad' tijdelijk is verhoogd met € 75.000 in 2026 en ook een 'potje voor het college is ingesteld van € 70.000 in 2026. Op verzoek van de raad zijn er gelden gereserveerd voor maatschappelijke initiatieven. De bedragen komen uit de reserve Fonds Zoetermeer 2040. In 2026 is dat € 0,13 mln. en in 2027 € 0,1 mln.  

Programma 7 Inrichting van de stad
De in dit programma geraamde incidentele baten en lasten betreffen de geraamde kosten en opbrengsten in de grondexploitaties. Alhoewel de projecten een meerjarig karakter hebben, worden de in de begroting opgenomen baten en lasten toch als incidenteel beschouwd.

Voor de wijkaanpak Buytenwegh is in 2026 € 0,537 beschikbaar gesteld. Voor Meerzicht is in het coalitieakkoord € 0,3 mln. bestemd. De gelden voor de wijkaanpak komen uit de Reserve Fonds Zoetermeer 2040. Voor het wijkplan Palenstein is in 2026 ca. € 21.000 beschikbaar en in 2027 € 17.000.

In 2025 is het Ontwikkelperspectief Meer voor Meerzicht 2035 vastgesteld. Dit initiatief is een samenwerking tussen verschillende partijen waaronder de gemeente, woningcorporaties, onderwijsinstellingen en welzijnsorganisaties om Meerzicht meer duurzaam, veilig en leefbaar te maken. Het plan heeft vier hoofddoelen: 1. toekomstbestendige woningen, 2. Een veiligere en leefbare wijk, 3. een sociaaleconomisch sterkere wijk en 4. een verbeterde woonomgeving. De grootste financiële bijdragen komen voor rekening van de woningcorporaties. De bijdrage van de gemeente is in 2026 € 4,555 mln., in 2027 € 4,71 mln. en in 2028 € 5,889. De bijdrage wordt voor een deel gedekt uit een onttrekking aan de Reserve Fonds Zoetermeer 2040. In 2026 gaat het om € 1,897 mln. , in 2027 € 2,599 mln. en in 2028 € 3,776 mln. Voor deze jaren wordt er uit de reserve Duurzaamheidsfonds nog € 0,2 mln. bijgedragen. Daarnaast draagt ook het rijk bij  via het Volkshuisvestingsfonds. De opgenomen bedragen zijn € 1,910 mln. in 2026, € 1,912 mln. in 2027 en € 1,913 mln. in 2028. Dit project wordt uitgevoerd in deelgebieden en in deelprojecten om de uitvoering beheersbaar te houden. 

Ook voor verkeersveiligheid is deze coalitieperiode tijdelijk meer aandacht. Een deel van het budget uit eerdere jaren is overgeheveld naar 2026. In totaal is voor dit jaar € 0,149 mln. in de begroting opgenomen.

Voor de uitvoering van de projecten zijn bedragen gereserveerd in de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 (voorheen gereserveerd in de Reserve investeringsfonds 2030). Voor de uitvoering van de diverse deelprojecten zijn, in overeenstemming met eerdere besluitvorming, in deze begroting bedragen opgenomen. Het gaat in 2026 om € 0,555 mln., in 2027 € 0,542 mln. , in 2028 € 0,514 mln. en in 2029 € 0,495 mln. voor de Binnenstad, voor Nieuwe Initiatieven € 0,1 mln. in 2026 en € 0,048 mln. in 2027.

Bij de opheffing van de gemeenschappelijke regeling Bedrijvenschap Hoefweg is gemeente Zoetermeer benoemd tot penvoerende gemeente voor de afwikkeling van alle contacten, vorderingen en eventuele juridische procedures. De uitgaven worden geschat op € 20.000 per jaar.

In het begrotingsdebat in 2023 heeft de raad besloten een bedrag beschikbaar te stellen voor de exploitatie van de nachtbus. In 2026 is daar € 0,212 voor in de begroting opgenomen.  

De uitgaven voor faciliterend grondbeleid bedragen in 2026 € 0,562 mln. en in 2027 - € 0,087 mln. in 2028-  € 0,044 mln. en in 2029 - € 0,01 mln. Kostenverhaal en verkoop leveren voor 2026 € 0,679 mln. en in 2027 € 0,107 mln. op.

In juli 2024 heeft de raad besloten tot begeleiding van de bouw van vier transformatiestations door Stedin. De daarmee gemoeide bedragen zijn voor 2026 € 0,102 mln.,  in 2027 € 0,123 mln. en in 2028 € 0,153 mln.

In 2024 en 2025 zijn eigenaren van vastgoed, investeerders, ondernemers en bewoners bekend en 'actiebereid' gemaakt om daadwerkelijk met de daken in Zoetermeer aan de slag te gaan. In de Perspectiefnota 2026 is € 0,2 mln. beschikbaar gesteld voor het ‘Dakenteam’ in 2026 en 2027. De kosten worden gedekt uit de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 en voor € 0,08 mln. subsidies. 

De raad heeft in november 2023 het college opdracht gegeven voor 'Woningbouw als Aanjager'. Het college heeft daartoe een volkshuisvestingsopdracht opgesteld.  Voor de uitvoering is in 2026 en in 2027 € 0,3 mln. benodigd. Dit bedrag wordt gedekt uit de Reserve Fonds Zoetermeer 2040.

Voor participatie en onderzoek op het gebied van mobiliteit is in de Perspectiefnota 2026 2,4 ton beschikbaar gesteld als werkbudget met dekking uit de Reserve Fonds Zoetermeer 2040.

Het rijk heeft begin 2025 erkend dat New Towns extra ondersteuning nodig hebben om grotere problemen te voorkomen. Daarvoor is € 10 mln. toegekend voor een regiodeal van Zoetermeer, Nissewaard en Capelle a/d IJssel. Voor de voorbereiding van de regiodeal is € 0,1 mln. nodig in 2026. Dit bedrag wordt gedekt uit de Reserve Fonds Zoetermeer 2040.

In het Perspectiefdebat 2026 is een motie aangenomen 'Veilig lopend of fietsend naar School' voor een stadsbrede campagne om ouders gericht te wijzen op verkeersonveilig gedrag rondom scholen. Het bedrag wordt beschikbaar gesteld uit de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 en bedraagt €0,1 mln.

Overzicht van structurele toevoegingen en onttrekkingen aan reserves

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Overzicht van structurele toevoegingen en onttrekkingen aan reserves

Het vervangingsfonds schoolgebouwen dient om pieken en dalen in de lasten van investeringen te egaliseren. Op deze wijze ontwikkelen de lasten zich in de jaren geleidelijk en minder schoksgewijs. Dit is noodzakelijk omdat de schoolgebouwen (vooral in het voortgezet onderwijs) in een relatief korte periode zijn neergezet en daarom ook de kosten van renovatie of herbouw in een korte periode op de gemeente af zullen komen. De reserve is in 2022 herijkt en is ook het integraal huisvestingsplan primair onderwijs 2023-2027 opgesteld dat aan de basis ligt van herijking van de reserve.   

Als gevolg van groei van de stad wordt 50% van de extra baten gestort in de reserve Fonds Zoetermeer 2040 voor te maken kosten om die groei te realiseren en wordt er onttrokken aan de reserve als die kosten zich voordoen.

Om de begroting 2026 reëel en structureel sluitend te maken is € 5 mln. van het surplus van de Vrij inzetbare reserve aangewend in 2026.

Daarnaast is een reserve ingesteld ter dekking van kapitaallasten. Jaarlijks komt er een bedrag vrij ten gunste van de exploitatie van ca. € 42.000.  Dit betreft het aardgasvrij maken van het Croesinckplein (Welkom 2) . Vanaf 2027 wordt een deel van de kapitaallasten, € 248.000 en aflopend van de ontwikkelingen Meerzicht uit deze reserve gedekt en vanaf 2028 ook jaarlijks een bedrag van bijna € 80.000 voor de dekking van de kapitaallasten van het Erfgoedcentrum.

Berekening structureel begrotingssaldo

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Berekening structureel begrotingssaldo

In onderstaande tabel is het saldo van de programmabegroting gecorrigeerd met het saldo van incidentele baten en lasten. Het gecorrigeerde saldo laat de structurele ruimte in de begroting zien op basis van de regelgeving van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).

Uit deze opstelling blijkt dat de jaarschijf 2026 reëel in evenwicht is: de structurele baten zijn € 1,705 mln. hoger dan de structurele lasten. Meerjarig is er nog geen sprake van evenwicht. 

Investeringen

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Investeringen

Investeringen met een economisch nut
Investeringen met een economisch nut betreffen vaste activa die verhandelbaar zijn, zoals gebouwen en voertuigen of waar inkomsten tegenover kunnen staan, bijvoorbeeld rioolrecht en leges. Deze investeringen moeten worden geactiveerd en reserves mogen niet op deze investeringen in mindering worden gebracht. Daarnaast mag niet resultaatgericht worden afgeschreven en moet de systematiek van afschrijven consistent worden toegepast. Wel mogen bijdragen van derden, die direct gerelateerd zijn aan de investering, in mindering worden gebracht.

Investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut
Om te komen tot meer vergelijkbaarheid schrijft de BBV voor dat investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut (wegen, straten, pleinen, groen, water) gelijk moeten worden behandeld als investeringen met een economisch nut. Het activeren heeft als gevolg dat de uitgaven in één jaar worden verantwoord, maar dat de lasten in de begroting in het vervolg gespreid worden over de levensduur. In de begroting is voor 2026 een bedrag van € 1,49 mln. aan vervangingsinvesteringen opgenomen die geautoriseerd worden bij vaststelling van deze programmabegroting.  In onderstaande tabel is een samenvattend overzicht opgenomen van de investeringen. In bijlage 6 is een specificatie van de investeringen te vinden.

Ontwikkelingen in de reserveposities en voorzieningen

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Ontwikkelingen in de reserveposities en voorzieningen

De reserves vormen, samen met het resultaat na bestemming volgend uit de programmarekening, het eigen vermogen (artikel 42, lid 1 BBV). In artikel 43 van het BBV worden twee soorten reserves onderscheiden:
 A.    Algemene reserves;
 B.    Bestemmingsreserves.

De algemene reserves bestaan uit reserves waaraan geen bestemming is gegeven. Deze dienen om risico’s in algemene zin op te vangen (bufferfunctie van de reserves).
De bestemmingsreserves zijn reserves waaraan de raad diverse bestemmingen heeft gegeven. Deze bestemmingsreserves hebben diverse functies. De meeste bestemmingsreserves zijn in het leven geroepen ter dekking van de lasten van specifieke beleidsonderwerpen (bestedingsfunctie van de reserves). Ook zijn er reserves die baten genereren voor de exploitatie (inkomensfunctie) en reserves die zorgen dat lasten worden geëgaliseerd (egalisatiefunctie).

In Zoetermeer worden investeringen gefinancierd met reserves en voorzieningen. Hierdoor wordt de noodzaak beperkt om te financieren met leningen van de bank (financieringsfunctie van de reserves en voorzieningen).
In onderstaande tabel wordt het verloop van de reserves in totaliteit per onderscheiden soort weergegeven. In bijlage 4 is het overzicht van reserves opgenomen.
De toevoegingen en onttrekkingen bij de jaarschijf 2026 zijn mutaties in de reserves die onderdeel uitmaken van de ramingen, die zijn opgenomen bij de programma’s. Om een zo goed mogelijk beeld over het verloop van de stand van de reserves te geven, zijn ook mutaties meegenomen die niet bij de vaststelling van de programmabegroting door de raad worden geautoriseerd. Deze mutaties zijn in de kolom 'verwachtingen' meegenomen. In een afzonderlijk voorstel aan de raad kunnen deze alsnog worden geautoriseerd.

Het totaal van de algemene reserves neemt in 2026 met € 3,5 mln. af. Deze afname komt grotendeels door de mutaties in de Vrij inzetbare reserve (-/- € 4,7 mln., toegelicht in het volgende onderdeel Ontwikkeling vrije reservemiddelen), de Reserve versterking Financiële positie Grondbedrijf (+ € 1,1 mln.)
Het totaal van de bestemmingsreserves neemt in 2026 met € 31,2 mln. af. De grootste mutaties zijn te vinden bij de Brede Bestemmingsreserve (-/- € 1,1 mln.), de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 (-/- € 37,7 mln., toegelicht in het volgende onderdeel Ontwikkeling vrije reservemiddelen.), de Reserve Sociaal Innovatiefonds (-/- € 0,6 mln.), de Reserve Duurzaamheidsfonds Zoetermeer 2040 (-/- € 1,9 mln.) en de Reserve Dekking Kapitaallasten (+ € 9,4 mln.) 
In de periode 2026–2029 nemen de reserves met circa € 54 mln. af.

In onderstaande opsomming zijn de grootste mutaties weergegeven (bedragen x € 1 mln.).

Ontwikkelingen in de voorzieningen

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Ontwikkelingen in de voorzieningen

De voorzieningen zijn vermogensbestanddelen die als vreemd vermogen worden aangemerkt. Er kleeft als het ware al een verplichting (jegens een derde) aan. Als gevolg van artikel 44 van het BBV kunnen de volgende soorten voorzieningen worden gevormd: 

  • Voor middelen van derden die specifiek besteed moeten worden (geldt niet voor bijdragen van andere overheden);
  • Voor de egalisatie van kosten;
  • Voor verplichtingen en verliezen alsmede voor risico’s waarvan de omvang onzeker is maar welke wel redelijkerwijs te schatten zijn.

Schulden vallen niet onder het begrip voorzieningen, omdat daarbij geen onzekerheid bestaat over de omvang van de verplichting. Toevoegingen aan voorzieningen vinden plaats ten laste van de exploitatie, dus niet via resultaatbestemming, zoals bij de reserves. Aanwendingen - altijd voor het doel waarvoor de voorziening was gevormd - worden rechtstreeks ten laste van de voorziening gebracht. Indien een voorziening geheel of gedeeltelijk kan vrijvallen, wordt de vrijval via de exploitatie in het resultaat verwerkt.
In onderstaande tabel is op hoofdlijnen het verloop van de stand van de voorzieningen weergegeven. Evenals bij de reserves zijn bij het verloop van de voorzieningen verwachtingen meegenomen. Deze zijn opgenomen om een goed verloop van de voorziening weer te geven. De verwachtingen worden niet geautoriseerd bij de vaststelling van de programmabegroting door de raad. De specificatie is opgenomen in bijlage 5 Voorzieningen.

De omvang van de voorzieningen neemt in 2026 met ongeveer € 25,5 mln. af. Grootste mutaties vinden plaats bij de Voorziening Riolering (+ € 1,6 mln.), de Voorziening groot onderhoud gemeentelijke gebouwen (-/- € 4,7 mln) en de Voorziening Nadelige complexen Grondbedrijf (-/- € 22,0 mln.).
De totale omvang van de voorzieningen neemt in de periode 2026 - 2029 ongeveer € 20,3 mln. af. In deze periode doen de grootste mutaties zich voor binnen de Voorziening riolering (+ € 3,8 mln.), de Voorziening nadelige complexen Grondbedrijf (-/- € 21,7 mln.), de Voorziening groot onderhoud gemeentelijke gebouwen (-/- € 3,0 mln.).

Ontwikkeling vrije reservemiddelen

Terug naar navigatie - Financiële begroting - Ontwikkeling vrije reservemiddelen

In dit deel wordt een beeld gegeven van de stand en ontwikkeling van de vrije reservemiddelen. Concreet wordt ingegaan op de volgende reserves:

  • Vrij inzetbare reserve
  • Reserve Fonds Zoetermeer 2040 (inclusief voormalig Reserve Investeringsfonds 2030)

Vrij inzetbare reserve

Onder A zijn de raadsbesluiten met beroep op de Vrij inzetbare reserve opgenomen, onder B de verwachtingen.
De bedragen onder B1a en b betreffen bedragen waarover bij eerdere begrotingen of voorstellen besluitvorming heeft plaatsgevonden waarvoor een reservering in de reserve is opgenomen.  Onder B2a wordt het geprognosticeerde rekeningsaldo 2025 vermeld. Bij B2b staat de toevoeging aan de Vrij inzetbare reserve als gevolg van het opheffen van het Noodfonds Zoetermeer.  B3 laat het verwachte begrotingssaldo 2026 zien, gesplitst in het saldo van incidentele en structurele mutaties.

De omvang van de reserve vrij inzetbaar is hoger dan voor de onderkende risico’s noodzakelijk is. Zie ook de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

Reserve Fonds Zoetermeer 2040
Eind 2023 zijn Reserve Investeringsfonds en Reserve Fonds Zoetermeer 2040 samengevoegd en opgegaan in Reserve Fonds Zoetermeer 2040. 

Voeding en onttrekking Reserve Fonds Zoetermeer 2040
De voeding van het fonds vindt in hoofdzaak plaats door de afdrachten van de winst van het grondbedrijf. Daarnaast worden subsidieontvangsten, die een aantoonbare relatie hebben met de opgaven van de Stadsvisie gestort in deze reserve. Uit een eventueel positief jaarrekeningresultaat wordt bij bestemming van dat resultaat maximaal 50% aan de reserve afgedragen. Tenslotte worden de extra inkomsten uit OZB en algemene uitkering voor zover die worden veroorzaakt door de groei van woningen/inwoners voor maximaal 50% gestort in de reserve. Zodat de reserve voor dekking van eenmalige kosten van bijvoorbeeld aanleg/uitbreiding openbaar gebied, die ten grondslag liggen aan de groei van de stad, kan worden ingezet.

De bestemming van de middelen uit de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 wordt jaarlijks bepaald bij de begrotingsbehandeling op basis van voorstellen in de begrotingsstukken. Door vaststelling van de begroting worden middelen in de reserve voor een bepaald project gereserveerd. Op basis van een concreet en uitgewerkt voorstel en raadsbesluit wordt het budget feitelijk beschikbaar gesteld met dekking uit het fonds.

Verloop van de reserve
In de tabel komt het financieel verloop van de stand van reserve tot uitdrukking rekening houdend met:

  • Een actualisatie van de verwachte winstafdrachten van het grondbedrijf op basis van de gegevens uit het Eerste en Tweede Tussenbericht;
  • Een actualisatie van de hoogte van reserveringen voor voorgenomen projecten waartoe eerder is besloten en
  • Nieuwe voorstellen waarvoor een aanwending (of vrijval) uit de reserve wordt gedaan.

Op basis van de actualisatie en nieuwe voorstellen vertoont de reserve in alle jaren een positief saldo. Wanneer de winstafdrachten grondbedrijf overeenkomstig de huidige inschatting in latere jaren ook werkelijk worden gerealiseerd en de verwachte winstafdracht uit de GR Hoefweg plaatsvindt, biedt de reserve op de langere termijn nog een bestedingsruimte van € 40,8 mln. Als er geen rekening wordt gehouden met de verwachte winstafdrachten is er een bestedingsruimte van € 38,3 mln.

A. is de beginstand van de reserves per 1 januari van het lopende jaar. Daarin zijn alle mutaties van het jaar 2025 verwerkt inclusief de resultaatbestemming, waarover in de Perspectiefnota 2026 besloten is.
Onder A1 staan eerder genomen raadsbesluiten met beroep op de reserve. Onder A2 staan reserveringen vanuit eerdere besluitvorming. Voor de aanwending van deze bedragen zullen raadsvoorstellen worden gedaan. Bij B1 staan verwachtingen uit voorgaande jaren en bij B2 staan de onderdelen waarover bij het Tweede Tussenbericht een besluit wordt genomen. 

De verwachte winstafdrachten uit de grondexploitaties staan onder C. De positieve resultaten van de grondexploitaties worden voor de helft rechtstreeks toegevoegd aan de Reserve Fonds Zoetermeer 2040. Het betreft 50% van de gerealiseerde winst. De andere helft wordt toegevoegd aan de Reserve versterking financiële positie Grondbedrijf. Deze reserve vormt samen met de Reserve in verband met risico’s grondbedrijf de weerstandscapaciteit van het Grondbedrijf. De weerstandscapaciteit is de financiële buffer om onverwachte, niet begrote kosten te kunnen dekken. Als de reserves Grondbedrijf samen meer dan 1,2 x de omvang van berekende risico’s bevatten, is er voldoende weerstandscapaciteit en wordt het meerdere afgeroomd en toegevoegd aan de Reserve Fonds Zoetermeer 2040. 

EMU-saldo

Terug naar navigatie - Financiële begroting - EMU-saldo

Het EMU-saldo geeft de geldstromen per jaar weer. Het EMU-saldo wordt berekend op basis van de mutaties in de geprognosticeerde balans. Het EMU-saldo is het jaarlijkse saldo van de lasten en de baten op basis van reële transacties, ongeacht of het exploitatie- of investeringsuitgaven en -inkomsten betreft.

Het ministerie van BZK publiceert referentiewaarden als indicatie voor het EMU-saldo. Voor gemeenten gezamenlijk is het aandeel -/- 0,4% van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Voor Zoetermeer is de referentiewaarde 25.522. Het EMU-saldo mag in principe niet lager zijn.

Bijlage 7 bevat een overzicht van (de berekening van) het EMU-saldo.