Uitgaven

3,46%
€ -19.375
x €1.000
3,46% Complete

Inkomsten

68,21%
€ 382.053
x €1.000
68,21% Complete

Saldo

86292,95%
€ 362.678
x €1.000

Overzicht algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien

Uitgaven

3,46%
€ -19.375
x €1.000
3,46% Complete

Inkomsten

68,21%
€ 382.053
x €1.000
68,21% Complete

Saldo

86292,95%
€ 362.678
x €1.000

Inleiding

Terug naar navigatie - Overzicht algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien - Inleiding

Op het 'overzicht algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien' zijn de algemene dekkingsmiddelen opgenomen. Algemene dekkingsmiddelen zijn de middelen die vrij te besteden zijn en die de gemeente gebruikt om de lasten van alle programma's te dekken. Dit in tegenstelling tot specifieke dekkingsmiddelen die aan een speciaal doel gebonden zijn. De specifieke dekkingsmiddelen hangen samen met een concreet beleidsveld en zijn opgenomen op de betreffende programma’s.

De algemene dekkingsmiddelen beslaan ongeveer 2/3 van de totale baten van de gemeente. De belangrijkste algemene dekkingsmiddelen zijn:

  • Algemene Uitkering uit het gemeentefonds
  • Inkomsten uit de Onroerende Zaak Belasting (OZB)
  • Treasury
  • Inkomsten uit beleggingen
  • Inkomsten uit de precariobelasting en de toeristenbelasting.

De totale omvang van de algemene dekkingsmiddelen bedraagt in 2026 ca. € 382 mln.

Gemeentefonds

Terug naar navigatie - Overzicht algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien - Gemeentefonds

Algemeen
De algemene uitkering uit het gemeentefonds is voor 2026 € 316 mln. In de Programmabegroting 2026-2029 zijn de gevolgen verwerkt van de Meicirculaire 2025. Deze gevolgen zijn gemeld in het memo Raadsmemo Meicirculaire 2025
De hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is voor een gemeente voornamelijk afhankelijk van de volgende drie onderdelen:

Accres
De algemene groei (of krimp) van de algemene uitkering
De groei of krimp (mutatie) van de algemene uitkering op totaalniveau (landelijk) wordt bepaald op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp). Het bbp is een maat voor de omvang van de economie. De mutatie van het bbp is leidend voor de groei (of krimp) van het gemeentefonds. Deze mutatie wordt in twee delen gesplitst namelijk een volumedeel en een prijsdeel. 
De groei van de algemene uitkering is in elk geval nodig om loon- en prijsstijgingen en volumegroei te kunnen dekken.

Taakmutaties (nieuwe taken)
Gemeenten maken extra kosten wanneer ze nieuwe taken krijgen van het rijk. Het rijk geeft aan gemeenten aan hoe deze kosten gedekt kunnen worden. In de meeste gevallen voegt het rijk middelen toe aan de algemene uitkering uit het gemeentefonds om de kosten te dekken. Het gemeentefonds stijgt dan als er nieuwe taken bijkomen en het gemeentefonds daalt als er taken afvallen.

Herverdeeleffecten
Uitgangspunt bij de verdeling van de algemene uitkering is: “Elke gemeente is, gezien haar structurele omstandigheden, (globaal) in staat om, bij gelijke belastingdruk, een gelijkwaardig niveau van voorzieningen te realiseren". De algemene uitkering wordt daarom verdeeld over de gemeenten via verschillende maatstaven zodat met bepaalde gemeentelijke kenmerken rekening kan worden gehouden. Het gaat om onder andere het aantal inwoners, jongeren, ouderen, woonruimten, oppervlakte bebouwing, centrumfunctie, bijstandsgerechtigden. Als de omvang van deze maatstaven voor de gemeente wijzigt (dus bijvoorbeeld meer of minder inwoners) of als de omvang op landelijk niveau wijzigt, ontvangt de gemeente meer of minder inkomsten. 

Omvang algemene uitkering 2026 en verder
De algemene uitkering is voor het jaar 2026 bij de meicirculaire met € 14 mln. verhoogd tot € 316 mln. Dit heeft vooral te maken met de extra middelen voor jeugdzorg die het rijk tijdelijk heeft toegevoegd aan de algemene uitkering. Het rijk heeft gedeeltelijk gehoor gegeven aan de uitspraak van de commissie van Ark over de benodigde bijdrage van het rijk aan de kosten voor de jeugdzorg. Voor de jaren 2026 en 2027 gaat het om ongeveer € 9 mln.  Vanaf 2028 is er een nieuwe uitspraak van de commissie van Ark nodig om eventueel extra middelen voor jeugdzorg te ontvangen.  De overige groei van de algemene uitkering heeft te maken met herverdeeleffecten en taakmutaties. Hieronder staat de tabel met de effecten van de meicirculaire 2025.

Bedragen * € 1.000
Effecten meicirculaire 2025 2026 2027 2028 2029 Effecten meicirculaire 2025 Effecten meicirculaire 2025 Effecten meicirculaire 2025
a. Accres 724 1.550 48- 141
b. BCF -1.000 -1.000 -1.000 -1.000
c. Extra middelen jeugd 8.790 8.606 1.682 1.695
d. Herverdeeleffecten 1.170 1.325 703 1.427
e. Taakmutaties opbrengst 4.142 2.838 2.779 1.289
Taakmutaties reservering -4.142 -2.838 -2.779 -1.289
Effect begrotingssaldo 9.685 10.481 1.337 2.263
f. Gemeld in Perspectiefnota obv voorjaarsnota rijk 10.000 10.000 2.500 2.500
Verschil ten opzicht van PN26 -315 481 -1.163 -237
Hier Hier staat de omschrijving, de omschrijving Kolom bedrag Kolom bedrag Kolom bedrag Kolom bedrag
  • a. Accres
    Bij de meicirculaire is het accres voor de jaren 2026 en 2027 verhoogd. Dit heeft te maken met de toevoeging van middelen voor de jeugdzorg. Over deze extra middelen is ook prijs- en volumestijging berekend door het rijk.  Dit levert extra accres op. Doordat in 2028 de middelen afnemen, neemt ook dit extra accres af.
  • b. BCF
    Gemeenten kunnen de door hen betaalde BTW grotendeels claimen bij het BTW compensatiefonds. Dit fonds is een communicerend vat met het gemeentefonds. Claimen alle gemeenten samen minder dan verwacht, dan is er sprake van een overschot in het BTW compensatiefonds. Dit overschot wordt dan gestort in het gemeentefonds.  Het rijk heeft de verwachting van het overschot bijgesteld, naar € 2 mln.  Dit is € 1 mln. lager dan opgenomen in de perspectiefnota.
  • c. Extra middelen jeugd
    Naar aanleiding van het rapport van de commissie van Ark over de middelen voor de Jeugdzorg heeft het rijk middelen toegevoegd aan de algemene uitkering, waarvan het grootste deel incidentele middelen zijn voor de jaren 2026 en 2027.
  • d. Taakmutaties
    Voor een aantal extra taken krijgt de gemeente extra geld. Voor 2026 gaat het om een bedrag van ruim € 4 mln. De grootste taakmutatie is de extra taak voor participatie op de arbeidsmarkt. Daarnaast is de afschaffing van het abonnementstarief voor de WMO met een jaar uitgesteld. Hiervoor ontvangen we nog extra middelen voor de WMO.
  • e. Herverdeeleffecten
    Zoetermeer krijgt een groter deel van de algemene uitkering door relatieve groei op het gebied van een aantal maatstaven. Zoetermeer groeit momenteel harder dan andere gemeenten qua inwoneraantal, maar bijvoorbeeld ook op inwoners van 75 jaar en ouder. Van deze laatste groep hebben we als New Town nog relatief weinig, maar we groeien sneller dan de "old towns".

Treasury

Terug naar navigatie - Overzicht algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien - Treasury

Op het onderdeel Treasury worden de rentelasten en rentebaten geraamd. De verwachting is dat de gemeente in de komende jaren geen nieuwe leningen hoeft aan te trekken. Hierdoor blijven de rentelasten laag. De gemeente heeft middelen bij de schatkist van het rijk uitgezet. De komende jaren levert dit renteopbrengsten op. In de paragraaf Financiering wordt dit uitgebreider toegelicht.

Beleidswijzigingen/Nieuw beleid

Terug naar navigatie - Overzicht algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien - Beleidswijzigingen/Nieuw beleid
  Bedragen x € 1.000 
Beleidswijzigingen/Nieuw beleid 2026 2027 2028 2029
1. Inzetten reservering groei van de stad 300 300 300 300
Saldo 300 300 300 300


Toelichting:
1. Inzetten reservering groei van de stad

Zoetermeer groeit en dat vraagt extra middelen. Hiervoor wordt in de begroting per woning een bedrag van € 1.500 gereserveerd. De helft van deze middelen wordt gereserveerd in de reserve Fonds Zoetermeer 2040 voor vooral het extra onderhoud van de stad. De andere helft staat als reservering opgenomen in de begroting voor de uitbreiding van extra werkzaamheden en voorzieningen in/voor de stad. Het voorstel een deel van deze reservering in te zetten voor de uitbreiding van de formatie met een subsidiewerver en een adviseur public affairs en een werkbudget voor public affairs: zie Overhead. 

Bezuinigings- en dekkingsvoorstellen

Terug naar navigatie - Overzicht algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien - Bezuinigings- en dekkingsvoorstellen
  Bedragen x € 1.000 
Bezuinigings- en dekkingsvoorstellen 2026 2027 2028 2029
1. Inzet surplus algemene reserve  5.000 pm pm pm
2. Ramingssystematiek (p-max -1) 1.800 1.800 1.800 1.800
3. Inflatie voor 2024 niet helemaal compenseren (-2%), inclusief extra verlaging prijsindexatie met 0,25% (toezegging 700) 3.600 3.600 3.600 3.600
4. Veroudering van de stad  -1.000 -1.000 -1.000 -1.000
5. Realistische investeringsplanning: aframing groei van de stad en rentekasgeldlening  550      
Saldo 9.950 4.400 4.400 4.400


Toelichting:
1. Inzet surplus algemene reserve (maatregel 317)
Deze maatregel behelst het onttrekken van een bedrag aan de algemene reserve. Op 21 november 2023 is in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen (BOFv) voor de controle van de begrotingen van gemeenten door de provincies de volgende nieuwe regel afgesproken:
Van het vrij besteedbare deel (surplus) van de algemene reserve kan een gemeente jaarlijks maximaal 10% inzetten voor het dekken van structurele lasten. Met de voorwaarde dat de solvabiliteit groter of gelijk aan 20% is en blijft. Het surplus van de algemene reserve is het deel van de reserve dat niet nodig is voor het afdekken van risico’s (weerstandscapaciteit).

2. Ramingssystematiek (p-max -1) (maatregel 322) Bedrag is verhoogd door moties en amendementen
De personeelsbudgetten voor de hele gemeente Zoetermeer worden verlaagd naar 1 trede onder het maximum van de schaal (in plaats van het maximum van de schaal)> Dit leidt tot een structurele verlaging van de geraamde lasten van circa € 3 mln. (2,5 % van het totale personeelsbudget). Dit bedrag is gebaseerd op de financiële vertaling van de formatie per 1 januari 2025. Deze maatregel levert een besparing van € 2,8 mln. op.  Hiermee wordt invulling gegeven aan de bezuiniging, motie 2506-84 en amendement  2506-U1. Het restant van € 1 mln. is vrijgevallen aan het begrotingssaldo.

3. Inflatie voor 2024 niet helemaal compenseren (-2%), inclusief  extra verlaging prijsindexatie met 0,25% (toezegging 700) (maatregel 311)
De prijsstijging voor 2026 (inclusief correctie voor 2024 en 2025) bedraagt 7,6%. Dit percentage wordt vooral veroorzaakt door een bijstelling op het jaar 2024. Omdat afgelopen jaren op programma’s waar dat nodig was al extra indexatie is toegekend in 2023 en 2024, lijkt het verantwoord om niet de volledige 7,6% op te nemen in de begroting. Voorgesteld wordt om de stijging voor 2% niet mee te nemen. Daarnaast wordt voorgesteld om 1,6% niet aan de programma’s toe te kennen, maar te reserveren op OAD als de prijscompensatie toch te laag blijkt. Per saldo wordt er dan 4% toegekend aan de programma’s en wordt dat ook de stijging van de tarieven voor belastingen, leges en heffingen. Daarnaast wordt 1,6% gereserveerd op OAD voor prijstegenvallers op de programma’s.
Vanwege de vrij grote schommelingen in de inflatie en  de huidige financiële verhouding met het rijk (onder andere het afschaffen van de trap-op-trap-af-systematiek voor het bepalen van de groei van de algemene uitkering uit het gemeentefonds) is het voornemen om de huidige systematiek van prijscompensatie tegen het licht te houden. Nadere informatie volgt in de Perspectiefnota 2027. 

4. Reservering veroudering van de stad (maatregel 105)
Programma 3 vermeldt dat de vervangingsinvesteringen worden geactiveerd, waardoor er in de eerstkomende jaren ongeveer € 7 mln. ruimte in de begroting ontstaat. Deze is voor € 6 mln. opgenomen als bezuinigingsmogelijkheid. In de meerjarige onderhouds- en vervangingsplanning zijn nog niet alle kosten opgenomen (de zogenaamde witte vlekken). Wanneer de onderbouwing van deze kosten gereed is, kan het budget op programma 3 worden opgenomen en eventueel vrijvallen wanneer niet het hele budget nodig blijkt te zijn.  

5. Realistische investeringsplanning: aframing groei van de stad en rentekasgeldlening (maatregel 113, 126, 127, 309, 310)
De groei van de stad is brengt extra kosten met zich mee. Niet alleen voor de projecten zelf, maar ook voor de overige voorzieningen in de stad. De extra vraag naar deze voorzieningen (bijvoorbeeld nieuwe scholen, extra jeugdzorg of WMO steun) komt vertraagd na oplevering van de projecten. Hierdoor kan een deel van de gereserveerde middelen voor extra voorzieningen in 2026 vrijvallen.  Daarnaast zijn er vanwege vertraging in de investeringsplanning, minder financiële middelen nodig. Hierdoor worden extra opbrengsten verwacht omdat er meer middelen bij de schatkist van het rijk worden geplaatst.  In totaal gaat het om een voordeel van € 550.000 in 2026.

De financiële ontwikkeling op het overzicht algemeen dekkingsmiddelen (OAD) heeft belangrijke impact op het totale begrotingssaldo. Bovenstaande tabel laat zien dat het saldo op OAD de komende jaren lager wordt. Aan de ene kant zien we de inkomsten stijgen, maar daar tegenover staan ook hogere lasten vanwege loon- en prijsstijging. Per saldo verslechtert het beeld van € 358 mln. in 2026 naar rond de 340 mln. vanaf 2028 (zie gerealiseerd saldo van baten en lasten).

De belangrijkste oorzaak hiervoor is dat het rijk de extra middelen voor de jeugdzorg alleen heeft toegekend voor de jaren 2026 en 2027. Vanaf 2028 daalt de algemene uitkering op dit punt.  Het "ravijn" dat in 2026 zou komen, is daarmee gedeeltelijk doorgeschoven naar 2028.

Wanneer we ook kijken naar de mutaties in de reserves zien we dat de mutaties in 2026 fors lager zijn dan in 2025. Dit heeft vooral te maken met het inzetten van de vrij inzetbare reserve voor het structureel  sluitend maken van de begroting. In 2025 gaat dit om een bedrag van € 14,7 mln., terwijl in 2026 € 5 mln. vanuit de vrij inzetbare reserve wordt ingezet ten behoeve van het structurele begrotingssaldo.  In 2027 is er geen onttrekking vanuit de vrij inzetbare reserve opgenomen.