Financiële begroting

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Zoetermeer heeft haar financiën op orde en is financieel gezond, maar wordt geconfronteerd met grote uitdagingen door de huidige aanpak van het rijk. Ondanks onze inspanningen en tijdelijke oplossingen, voelen we de negatieve effecten van het 'ravijnjaar' en de herijking van de gemeentefonds. Daarnaast blijven de tekorten in de jeugdzorg toenemen. Zonder structurele steun van het rijk zullen de gevolgen voor Zoetermeer aanzienlijk zijn. Wij blijven ons inzetten voor onze inwoners, maar kunnen dit niet alleen.

De financiën van Zoetermeer laten een zorgwekkend toekomstbeeld zien. In 2025 is zonder een uitzonderlijk aanvullend dekkingsplan geen sprake meer van structureel en reëel begrotingsevenwicht. Om in 2025 net als in 2024 een sluitende begroting te kunnen aanbieden, is het voorstel om gebruik te maken van het zogenaamde 'surplus' in de algemene reserve. Dit betekent een eenmalige onttrekking aan de Vrij inzetbare reserve van € 11,36 mln. ter dekking van het begrotingstekort. Voor de jaren daarna is de begroting alleen sluitend te maken wanneer er drastische maatregelen worden genomen.

Omdat het structureel begrotingssaldo inclusief aanvullend dekkingsplan voor 2025 nog positief is, heeft het gepresenteerde tekort vanaf 2026 geen directe gevolgen voor het oordeel van de provincie. De provincie als toezichthouder beoordeelt de begroting op structureel en reëel evenwicht. Dat houdt in dat structurele lasten gedekt moeten worden door structurele baten. Daarbij kijkt de provincie naar het eerste jaar van de begroting (2025), en als dat niet in evenwicht is naar het laatste jaar (2028). Als niet aan die voorwaarden wordt voldaan, past de toezichthouder 'preventief' toezicht toe. Dat houdt onder meer in dat de gemeente geen uitgaven mag doen zonder voorafgaande toestemming van de provincie. Zonder bezuinigingen de komende jaren is er een reële kans dat die situatie zich voordoet. Veel hangt af van de ontwikkelingen in de financiële verhouding tussen rijk en gemeenten. 

De onzekerheden rondom de financiën blijven groot voor alle gemeenten en dus ook voor Zoetermeer. Dit heeft voor een groot deel te maken met de inkomsten die gemeenten ontvangen van het rijk, de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Het rijk heeft per 2024 de systematiek van trap-op-trap-af losgelaten. In deze systematiek volgden de inkomsten van gemeenten de uitgaven van het rijk. De nieuwe financieringssystematiek geldt met terugwerkende kracht vanaf 2024. De stijging van de algemene uitkering wordt dan gekoppeld aan het Bruto Binnenlands Product (BBP).

De tekorten in de jeugdzorg lopen hard op, niet alleen in Zoetermeer, maar ook landelijk. Door middel van de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd (die is afgesproken met het rijk) wordt geprobeerd de kosten in de jeugdzorg te beheersen. De beheersingsmaatregelen uit de Hervormingsagenda zijn nog niet allemaal uitgewerkt en in gang gezet. In 2025 doet een deskundigencommissie een uitspraak over de invulling/uitvoering van de hervormingsagenda en over de hoogte van de rijksbijdrage voor de jeugdzorg. De deskundigencommissie zou de uitspraak kunnen doen dat het rijk extra moet bijdragen voor de jeugdzorg, omdat de huidige bijdrage niet voldoende is en omdat het rijk nog niet alle punten uit de hervormingsagenda gereed heeft. Als gemeenten nog niet voldoende hebben bijgedragen aan de uitvoering van de hervormingsagenda, dan hoeft het rijk minder bij te dragen. 

Verder is de verdeling van de algemene uitkering over alle gemeenten gewijzigd. Op totaalniveau voor alle gemeenten heeft dit geen effect, maar door de gewijzigde verdeling zijn er voordeel- en nadeelgemeenten. Zoetermeer behoort tot de nadeelgemeenten. Er lopen verschillende onderzoeken (onder leiding van het ministerie van BZK naar het nieuwe verdeelmodel om te bekijken of het nieuwe model nog verbeterd kan worden. De hoop is dat er dan in ieder geval beter uitgelegd kan worden waarom onder andere Zoetermeer een nadeelgemeente is. 

Het rijk heeft veel wensen waarbij voor de uitvoering een beroep wordt gedaan op gemeenten. Te zien is dat in de afgelopen jaren steeds meer gebruik wordt gemaakt van specifieke uitkeringen als financiering voor de uitvoering in plaats van algemene middelen via het gemeentefonds. Specifieke uitkeringen worden per regeling afgerekend met het betrokken ministerie. Daardoor worden gemeenten in hun beleidsvrijheid beperkt en zijn er meer administratieve lasten. De bedoeling van het kabinet was om alle specifieke uitkeringen te schrappen en over te hevelen naar de algemene uitkering voor gemeenten. In de gemeentefondsbegroting wordt die ambitie echter losgelaten. De komende tijd wordt wel gewerkt aan maatregelen om het aantal specifieke uitkeringen te beperken. De budgetkorting van 10 procent op de relevante specifieke uitkeringen is ingeboekt op de departementale begrotingen.

Hoewel baten en lasten tot zorgen leiden is de financiële positie van gemeente Zoetermeer nog relatief gezond. Zoetermeer beschikt over reserves en is in staat om risico's op te vangen als ze zich voordoen. Wel teren we in op ons eigen vermogen vanwege de dekking van de begrotingstekorten in 2024 en 2025 door de inzet van de Vrij inzetbare reserve. 

Het ravijnjaar 2026 nadert snel. Het is aan gemeenten om verstandige keuzes te maken in onzekere omstandigheden. Deze begroting bevat nog geen voorstellen voor bezuinigingen. De komende periode gaat het college met de raad verder in gesprek over de inhoud en betekenis van mogelijke keuzes tot besparen. 

Grondslagen

Terug naar navigatie - Grondslagen

De volgende grondslagen bepalen mede het financiële beeld in de programmabegroting:

  • Ontwikkeling van de aantallen inwoners en woningen
  • Beleid ten aanzien van verwachte ontwikkeling van het loon- en prijspeil
  • Ontwikkeling algemene uitkering
  • Rentepercentages
  • Afschrijvingstermijnen.

Ontwikkeling van de aantallen inwoners en woningen

Terug naar navigatie - Ontwikkeling van de aantallen inwoners en woningen

In deze begroting is voor de berekening van de uitkering van het gemeentefonds uitgegaan van de aantallen woningen en inwoners zoals opgenomen in onderstaande tabel. 

De aantallen inwoners en woningen zijn voor de financiële begroting belangrijke parameters, omdat veel financiële stromen (zoals algemene uitkering en diverse belastingen) worden berekend aan de hand van deze parameters. De financiële gevolgen van een toename van de woningen (en veranderingen in het aantal inwoners) is voor het begrotingssaldo in principe neutraal. De hogere inkomsten als gevolg van meer woningen/inwoners worden voor maximaal 50% gestort in de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 (voormalig Reserve Investeringsfonds) en voor 50% ingezet voor hogere kosten van beheer/voorzieningen als gevolg van uitbreiding van het aantal inwoners en het te onderhouden openbaar gebied.

Loon- en prijsstijging

Terug naar navigatie - Loon- en prijsstijging

De gevolgen voor loon- en prijsstijging ten opzichte van de begroting 2024 zijn volgt in de programma’s van de begroting 2025 verwerkt.

Prijsstijging 2025
Op basis van de gegevens van het Centraal Plan Bureau (CPB) van maart 2024 wordt de prijsstijging voor 2025 bepaald. Voor de prijsstijging wordt de Index materiele overheidsconsumptie (Imoc) gebruikt. Voor de lasten en baten van de begroting 2025 wordt uitgegaan van een prijsstijging van 2,0% ten opzichte van de begroting 2024. Dit percentage bestaat uit de inschatting voor 2025 van 2,2% en een correctie van -0,2% over voorgaande jaren. Deze stijging is ten opzichte van de ramingen zoals opgenomen in de Programmabegroting 2024.

Voor de opbrengsten van de belastingen, leges en heffingen van de begroting 2025 wordt rekening gehouden met een stijging van de tarieven van 0,9%. Dit percentage bestaat uit de inschatting voor 2025 van 2,2% en een correctie van -1,3% over voorgaande jaren. Deze stijging is ten opzichte van de vastgestelde tarieven in december 2023.

Voorstel aanpassing prijsstijging belastingen, leges en heffingen
Zoals hierboven duidelijk wordt is het stijgingspercentages voor de lasten en baten anders dan het stijgingspercentage voor de belastingen, leges en heffingen. Dit wordt veroorzaakt doordat de raming van de lasten en baten wordt vastgesteld op basis van het CPB in maart en die van de tarieven naar aanleiding van de ramingen van het CPB in september. Dit wordt gedaan om de meest actuele indexcijfers voor de tarieven te hanteren, zodat de inwoners niet te veel of niet te weinig betalen.

Vanaf 2025 worden alle prijsstijgingen gebaseerd op de raming van het CPB in maart. Daardoor worden alle prijsstijgingen in de begroting aan elkaar gelijk. Dit is administratief eenvoudiger, en ook beter uit te leggen. We hanteren hiermee niet meer de meest recente indexcijfers. Voor de inwoners kan dit het ene jaar een voordeel en het andere jaar een nadeel opleveren. Dat is overigens met de voorgaande systematiek ook zo. Doordat de indexatie wordt gecorrigeerd over eerdere jaren, wordt dit voor- of nadeel het jaar daarop weer rechtgetrokken. Door deze aanpassing is het niet meer nodig een begrotingswijziging te maken bij de vaststelling van de belastingverordeningen in december.

Bovenstaande staat los van de werkwijze voor het vaststellen van de tarieven OZB. Die werkwijze heeft betrekking op de waardestijging van de woningen en niet-woningen en niet op de indexatie van het tarief. De tarieven van de OZB worden bepaald door zowel de waardestijging als door de prijsindexatie. De concept tarieven voor de OZB worden opgenomen in de programmabegroting. In december worden deze geactualiseerd op basis van de laatste informatie over de waardestijging of -daling van de woningen en niet-woningen. De tarieven voor de OZB worden definitief vastgesteld in de verordening onroerendezaakbelasting.

Loonstijging 2025
Op basis van de gegevens van het Centraal Plan Bureau (CPB) van maart 2024 wordt de loonstijging voor 2025 bepaald. Voor de loonstijging wordt de loonvoet overheid gebruikt. Voor de stijging van de loonkosten wordt een stijgingspercentage van 5,3% aangehouden ten opzichte van de begroting 2024. Bij de bepaling van het stijgingspercentage is rekening gehouden met de afgesloten CAO die loopt tot 31 maart 2025 en de sociale lasten, zoals deze bekend zijn op 1 januari 2024.

  

Ontwikkeling algemene uitkering

Terug naar navigatie - Ontwikkeling algemene uitkering

De in de begroting verwerkte algemene uitkering is gebaseerd op de Meicirculaire 2024. Met de eventuele gevolgen uit de Septembercirculaire 2024 wordt in de programmabegroting zelf geen rekening gehouden. De budgettaire vertaling daarvan wordt betrokken in de volgende perspectiefnota.

Voor Zoetermeer leverde de Meicirculaire 2024 een nadeel op van per saldo € 2,8 mln. in 2025. Dit nadelige effect wordt met name veroorzaakt door een eenmalige korting van € 4,5 mln. door het rijk. Vanaf de jaren 2026 en verder geeft de Meicirculaire 2024 een positief effect dat o.a. wordt veroorzaakt door de afschaffing van de opschalingskorting. Het vorige kabinet heeft daarnaast besloten met ingang van 2024 de methode van groei (accres) van de algemene uitkering aan te passen. In plaats van de trap-op-trap-af-systematiek waarbij gemeenten meebewegen met de uitgaven van het rijk, hanteert het rijk nu de groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Een gedetailleerde toelichting is opgenomen in het Overzicht algemene dekkingsmiddelen (OAD).

Afschrijvingstermijnen

Terug naar navigatie - Afschrijvingstermijnen

Op investeringen wordt afgeschreven. Daardoor worden de investeringsuitgaven in de tijd verdeeld over de gebruiksduur van de investering. De geldende afschrijvingstermijnen zijn opgenomen in bijlage 13. De raad bepaalt afschrijvingstermijnen en legt deze vast in verschillende beleidsnota’s. Ter wille van het overzicht wordt het totaaloverzicht van actuele afschrijvingstermijnen in de begroting opgenomen.

Totstandkoming van de begroting

Terug naar navigatie - Totstandkoming van de begroting

De bovenstaande tabel toont de cijfermatige vertaling van de diverse momenten bij het opstellen van de begroting. In december 2023 heeft de raad de Programmabegroting 2024-2027 definitief vastgesteld (zie regel 1). Hieraan zijn de financiële gevolgen van de raadsbesluiten (regel 2) en de mutaties uit het Eerste  Tussenbericht 2024 (TB 1, regel 3) toegevoegd. Dit is het vertrekpunt voor het opstellen van de begroting. De gevolgen van de Meicirculaire 2024 (regels 6 en 7) zijn verwerkt in het Tweede Tussenbericht 2024. De overige mutaties na het voorjaarsdebat (regel 8) die van invloed zijn op deze begroting worden hierna toegelicht. Zonder maatregelen is de Programmabegroting 2025 niet structureel en reëel sluitend (regel 9). Van het vrij besteedbare deel (surplus) van de algemene reserve kan een gemeente jaarlijks maximaal 10% inzetten voor het dekken van structurele lasten, zie regel 10.

Afwijkingen op bestaand beleid na peildatum Perspectiefnota 2025

Terug naar navigatie - Afwijkingen op bestaand beleid na peildatum Perspectiefnota 2025

Na het voorjaarsdebat hebben zich de volgende mutaties vanaf 2025 voorgedaan.

1. Kapitaallasten onderwijsleerpakket en meubilair
De kosten van de eerste inrichting voor onderwijsleerpakket en meubilair van scholen komen ten laste van de gemeente. Het IKC de Vijf Pilaren en Leo Kanner De Musketier hebben recht op deze vergoeding. In totaal gaat het om € 118.000. Dit bedrag wordt geactiveerd en in tien jaar annuïtair afgeschreven met ingang van 2025. De jaarlijkse annuïteit bedraagt € 13.000.

2.Specialistische jeugdhulp
De afgelopen jaren is er in de programmabegroting geen realistische begroting opgenomen. Op basis van de meest actuele prognose wordt voor de jaren 2025 tot en met 2028 een nadeel verwacht dat oploopt van € 13,85 mln. tot € 16,7 mln. De belangrijkste reden ligt in de stijging van de kosten van regionaal en landelijke ingekochte zorg en maatwerk. Deze lijken vooral veroorzaakt door hogere kosten per cliënt: de zwaarte, omvang en/of duur van de zorg neemt toe. 

3. Wmo huishoudelijke ondersteuning
De huishoudelijke ondersteuning is de meest gebruikte voorziening binnen de Wmo. De vraag naar huishoudelijke ondersteuning is de afgelopen jaren toegenomen. Dat komt door de vergrijzing en het abonnementstarief in de Wmo. In 2024 worden pilots uitgevoerd om de huishoudelijke ondersteuning te innoveren, waaronder de pilot Powerful Ageing (PA). We zien een verschuiving van de kosten van de reguliere huishoudelijke ondersteuning naar PA, en de kosten van de reguliere huishoudelijke ondersteuning vallen lager uit dan begroot. Nader onderzoek naar dit effect (aantallen en euro’s) vindt nog plaats.  

4. Wmo woningaanpassingen
Woningaanpassingen hebben het doel om de zelfredzaamheid van mensen met een hulpvraag of beperking te verbeteren door (langer) zelfstandig thuis te wonen. De verwachting is dat het budget van de woningaanpassingen (€ 1,2 mln.) wordt overschreden met € 0,3 mln. De krapte op de woningmarkt zorgt er voor dat er vaker gekozen wordt om de huidige woning aan te passen in plaats van een verhuisadvies te geven. Daarnaast speelt de vergrijzing ook een rol. Dit zorgt voor hogere kosten.

5. Areaalwijzigingen
Door het uitvoeren van projecten wijzigt de openbare inrichting en daarmee wijzigen ook de beheerlasten. Het onderhoudsbudget is voor zowel dagelijks onderhoud als voor groot onderhoud en vervangingen. Het budget voor groot onderhoud en vervangingen is pas op langere termijn nodig. Vanaf 2025 is dit een voordeel van € 0,135 mln. per jaar.

6. Spelen
In de begroting is voor de budgetten van groot onderhoud en vervangingen een aanvullende prijscompensatie toegekend omdat de marktprijzen harder stijgen dan de intern toegepaste indexatie. Bij het onderdeel Spelen is deze aanpassing niet goed verwerkt waardoor structureel € 60.000 te weinig compensatie is aangevraagd.

7 en 8. Faciliterend project Nutrihage
In 2024 is het faciliterend project Nutrihage financieel afgesloten. Voor de nog uit te voeren werkzaamheden aan de ontsluitingswegen van de locatie (Rokkeveenseweg en Jan Steenstraat) moeten nog werkzaamheden worden uitgevoerd. Deze werkzaamheden staan gepland voor 2025. Vanuit het project is een bedrag van € 0,184 mln. beschikbaar voor de uitvoering. Deze bijdrage wordt in 2024 gestort in de brede bestemmingsreserve en onttrokken in 2025. 

9 en 10. Kunstopdrachten in het openbaar gebied 
In 2025 werken we onder andere aan de kunstopdrachten  in het Centraal Park en voor de wijk Palenstein. De verwachte kosten hiervoor zijn € 87.000.

11 en 12. Grand Départ
Voor de Grand Départ Rotterdam in 2024 is € 0,04 mln. beschikbaar gesteld uit de reserve Fonds Zoetermeer 2040. Het bid voor 2024 van Rotterdam is niet gehonoreerd. De kosten schuiven door naar 2026 voor het bid van 2027.

13. Sportaccommodaties
In de begroting 2024 en verder zijn vanuit het coalitieakkoord extra middelen gereserveerd ter dekking van de lasten die voortkomen uit investeringen in sportaccommodaties. Voor 2025 is de verwachting dat dit budget nog niet volledig benodigd is, omdat conform de Nota waarderen, activeren en afschrijven vaste activa, de kapitaallasten pas een jaar later ingaan.

14. en 15. Subsidie Preventie met Gezag
Het ministerie van justitie heeft de gemeente Zoetermeer een subsidie toegekend van € 1,456 mln. voor het voorkomen van jeugdcriminaliteit (Preventie met Gezag) voor de periode van 1 juli 2024 tot 1 juli 2027. 

16. Veiligheidsregio Haaglanden
Er is een structureel nadeel op de bijdrage aan de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Haaglanden. Deze wordt veroorzaakt doordat de indexatie bij de gemeente afwijkt van die bij de VRH. De gemeente Zoetermeer hanteert een prijsindex voor de bijdrage VRH. De VRH hanteert een gecombineerde loon/prijsindex. In tijden van hoge salarisverhogingen gaat dit uit de pas lopen. De afgelopen periode is er een verschil ontstaan waarbij de VRH ongeveer 5% meer indexatie hanteert dan de gemeente Zoetermeer. Dit leidt tot een structureel nadeel van € 672.000 in 2025, aflopend naar € 525.000 vanaf 2028. 

17 en 18. Leges Burgerzaken
Bij de actualisatie van de leges Burgerzaken zijn de tarieven van huwelijken meer kostendekkend gemaakt en bijgesteld tot het gemiddelde van de omliggende gemeenten. Dit levert naar verwachting een meeropbrengst van circa € 62.000 per jaar. In de huidige begroting was al een bedrag van € 20.000 ingecalculeerd. Het verschil wordt ingezet om een deel van de aanstaande reorganisatie bij team Burgerzaken te dekken. Ook bij de overige legesinkomsten wordt de eerstkomende jaren een hogere opbrengst verwacht. Deze opbrengst varieert per jaar. Daarna neemt de piek af en wordt de opbrengst een stuk lager.

19 en 20. Faciliterend grondbeleid programma Binnenstad
De haalbaarheidsfase van met name deelgebied Denemarkenlaan (Deelgebied 1) is in 2024 later in het jaar opgestart vanwege een tekort aan ambtelijke capaciteit. De kosten en opbrengsten schuiven door naar 2025 en geeft een nadeel van € 0,12 mln. Hier staat een even hoog voordeel kostenverhaal tegenover. 

21. Faciliterend project Eleanor Rooseveltlaan
Het project heeft een langere doorlooptijd waarbij sprake is van een herfasering van de plankosten en het herinrichten van de openbare ruimte. Door de opgelopen vertraging zijn de ambtelijke kosten hoger en is er indexatie toegepast op de kosten voor woonrijp maken. Het verwachte positieve resultaat van € 0,332 mln. is daarmee naar € 0,071 mln. bijgesteld.

22 en 23. Palenstein Binnengebied deelplan D
Vidomes heeft in 2024 een woningbouwplan ontwikkeld voor het project Palenstein Binnengebied deelplan D. Met Vidomes is een vaste financiële bijdrage overeengekomen voor de aanleg van de openbare ruimte. De herziene kostenramingen vallen hoger uit. De kosten voor het woonrijp maken vinden in 2025 plaats.

24. Concernstrateeg
In de Programmabegroting 2024 – 2027 heeft de raad tijdelijk extra middelen beschikbaar gesteld voor de integrale aanpak van complexe concernbrede vraagstukken. Binnen de organisatie is de afweging gemaakt om tijdelijke voorstellen opnieuw tegen het licht te houden. Op basis hiervan is de conclusie dat de inzet van een concernstrateeg eerder structureel  dan tijdelijk van aard is en dat continuïteit het sleutelwoord is voor een optimaal rendement. Gezien de opgave vanaf 2026 is besloten om deze tijdelijke middelen niet in te zetten waardoor er een voordeel ontstaat van € 120.000 in 2025.

25. Overheadbudget voor formatie-uitbreiding
Bij uitbreiding van formatie reserveren we overheadbudget op een stelpost. De verwachting is dat hiervan in 2025 een bedrag van € 0,5 mln. niet wordt aangewend. Deels komt dit doordat kosten later worden gerealiseerd dan verwacht. Daarnaast wordt er in verband met het aankomende financiële ravijn terughoudend omgegaan met nieuwe aanvragen voor overheadskosten.

26. Treasury
De begrote rentelasten/baten komen gesaldeerd voordeliger uit dan eerder geraamd. Enerzijds is er sprake van planningsoptimisme en vallen geplande investeringen jaarlijks lager uit. Aan de andere kant worden er bij investeringen als er sprake is van cofinanciering extra middelen vooraf ontvangen. Daardoor is er minder behoefte aan financieringsmiddelen. Daarnaast heeft de ECB vanaf eind 2022 in korte tijd de rente verhoogd. Dat levert meer rentebaten op. 

27. Toeristenbelasting
In de begroting is een meeropbrengst ingecalculeerd vanwege de bouw van het Van der Valk hotel. Dit hotel is echter nog niet gereed en is naar verwachting ook in 2025 nog niet operationeel. Dat betekent dat de begrote meeropbrengst van € 200.000 ook in 2025 niet wordt gerealiseerd.

28. Taakmutaties
Vanwege extra taken of uitbreiding van taken ontvangen gemeenten extra middelen van het rijk via de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Dit zijn taakmutaties. De middelen staan gereserveerd op OAD.
De reservering op OAD kan met € 1 mln. worden verlaagd, omdat dit taken betreft die al worden uitgevoerd en waarvoor het bijbehorende budget op het betreffende programma geraamd is. Deze budgetten zijn ten laste gekomen van het begrotingssaldo. Bij de Meicirculaire 2024 zijn voor deze taken extra middelen ontvangen van het rijk. Deze kunnen nu vrijvallen ten gunste van het begrotingssaldo. Het betreft voornamelijk middelen voor jeugdzorg en middelen voor de uitvoering van de participatiewet. 

29. Organisatieplan Belastingen
Er is al jaren een tekort aan capaciteit binnen belastingen en de functieomschrijvingen en -waarderingen waren verouderd. Hierdoor wordt jaarlijks extra ingehuurd om het werk te kunnen doen. Dit is gemeld in de diverse tussenberichten. Om de capaciteit en beloning weer actueel en toekomstbesteding te maken, is een organisatieplan met aangepaste functieprofielen geschreven. Dekking voor de extra kosten is grotendeels gevonden binnen de begroting van belastingen (inhuurbudgetten en aanbestedingsvoordeel), maar er blijft een structureel tekort van € 50.000.

Opbouw financiële begroting

Terug naar navigatie - Opbouw financiële begroting

De financiële begroting is opgebouwd uit zeven programma’s, het Overzicht Overhead, het Overzicht algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien en de Vennootschapsbelasting (Vpb)
Per programma worden onderscheiden:
-   lasten
-   baten 
-   toevoegingen en onttrekkingen aan reserves
Het saldo van baten en lasten is het exploitatiesaldo. Het eindsaldo, waarin de mutaties van de reserves zijn meegenomen, wordt het ‘geraamd resultaat’ genoemd. Onderstaande tabel geeft de te autoriseren bedragen voor 2025 weer. In bijlage 12 Overzicht taakvelden is de uitsplitsing voor de jaren 2026, 2027 en 2028 opgenomen.

Totaal raming programmabegroting 2025

Terug naar navigatie - Totaal raming programmabegroting 2025
Bedragen x €1.000
Totaal raming Begroting 2025
Lasten Baten Toevoegingen Onttrekkingen Saldo
1. Onderwijs, economie en Arbeidsparticipatie -124.416 64.701 -1.759 2.312 -59.162
2. Samen leven en ondersteunen -162.670 10.079 0 516 -152.075
3. Leefbaarheid, duurzaam en groen -78.354 36.787 0 6.479 -35.088
4. Vrije tijd -37.348 11.536 -41 247 -25.605
5. Veiligheid -24.215 1.717 0 941 -21.557
6. Dienstverlening en participatie -17.981 6.578 0 140 -11.263
7. Inrichting van de stad -36.873 19.553 -3.729 14.097 -6.952
Overzicht overhead -60.440 237 -290 27 -60.466
Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien -6.338 348.280 -3.078 23.230 362.093
Heffingsbedrag Vennootschapsbelasting -231 0 0 0 -231

totaaloverzicht op meerjarenbasis

Terug naar navigatie - totaaloverzicht op meerjarenbasis
Bedragen x €1.000
Totaal Programma's Begroting 2025 Begroting 2026 Begroting 2027 Begroting 2028
1. Onderwijs, economie en Arbeidsparticipatie
Lasten -124.416 -123.953 -123.263 -123.246
Baten 64.701 64.536 64.536 64.536
Saldo baten en lasten -59.715 -59.417 -58.728 -58.710
Toevoegingen -1.759 -2.585 -3.228 -3.062
Onttrekkingen 2.312 2.596 3.166 3.166
Saldo reservemutaties 553 12 -62 104
Totaal 1. Onderwijs, economie en Arbeidsparticipatie -59.162 -59.405 -58.790 -58.606
2. Samen leven en ondersteunen
Lasten -162.670 -160.407 -152.548 -151.992
Baten 10.079 9.703 2.036 2.036
Saldo baten en lasten -152.591 -150.704 -150.513 -149.956
Onttrekkingen 516 106 54 0
Saldo reservemutaties 516 106 54 0
Totaal 2. Samen leven en ondersteunen -152.075 -150.598 -150.459 -149.956
3. Leefbaarheid, duurzaam en groen
Lasten -78.354 -70.813 -67.484 -70.136
Baten 36.787 32.582 31.790 31.790
Saldo baten en lasten -41.567 -38.230 -35.693 -38.345
Onttrekkingen 6.479 4.921 2.015 4.534
Saldo reservemutaties 6.479 4.921 2.015 4.534
Totaal 3. Leefbaarheid, duurzaam en groen -35.088 -33.309 -33.678 -33.811
4. Vrije tijd
Lasten -37.348 -34.738 -34.935 -34.983
Baten 11.536 11.284 10.852 10.852
Saldo baten en lasten -25.811 -23.455 -24.082 -24.131
Toevoegingen -41 0 0 0
Onttrekkingen 247 40 0 0
Saldo reservemutaties 206 40 0 0
Totaal 4. Vrije tijd -25.605 -23.415 -24.082 -24.131
5. Veiligheid
Lasten -24.215 -23.345 -22.603 -22.226
Baten 1.717 1.717 1.468 1.230
Saldo baten en lasten -22.498 -21.628 -21.135 -20.997
Onttrekkingen 941 600 0 0
Saldo reservemutaties 941 600 0 0
Totaal 5. Veiligheid -21.557 -21.028 -21.135 -20.997
6. Dienstverlening en participatie
Lasten -17.981 -18.759 -18.378 -18.236
Baten 6.578 6.766 6.948 6.623
Saldo baten en lasten -11.403 -11.993 -11.430 -11.614
Onttrekkingen 140 130 0 0
Saldo reservemutaties 140 130 0 0
Totaal 6. Dienstverlening en participatie -11.263 -11.863 -11.430 -11.614
7. Inrichting van de stad
Lasten -36.873 -20.468 -18.807 -17.532
Baten 19.553 12.962 12.181 11.492
Saldo baten en lasten -17.320 -7.506 -6.626 -6.040
Toevoegingen -3.729 -2.030 -1.428 -1.925
Onttrekkingen 14.097 2.454 1.078 740
Saldo reservemutaties 10.368 424 -350 -1.184
Totaal 7. Inrichting van de stad -6.952 -7.081 -6.976 -7.225
Overzicht overhead
Lasten -60.440 -55.050 -54.881 -54.851
Baten 237 237 237 237
Saldo baten en lasten -60.203 -54.813 -54.644 -54.614
Toevoegingen -290 -290 -290 -290
Onttrekkingen 27 27 14 0
Saldo reservemutaties -263 -263 -276 -290
Totaal Overzicht overhead -60.466 -55.075 -54.920 -54.904
Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien
Lasten -6.338 -12.924 -23.631 -36.712
Baten 348.280 344.416 353.516 360.427
Saldo baten en lasten 341.941 331.492 329.885 323.715
Toevoegingen -3.078 -1.759 -1.748 -2.058
Onttrekkingen 23.230 938 701 619
Saldo reservemutaties 20.152 -821 -1.046 -1.440
Totaal Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien 362.093 330.671 328.839 322.275
Heffingsbedrag Vennootschapsbelasting
Lasten -231 -249 -260 -191
Saldo baten en lasten -231 -249 -260 -191
Totaal Heffingsbedrag Vennootschapsbelasting -231 -249 -260 -191

Incidentele baten en lasten

Terug naar navigatie - Incidentele baten en lasten

Inzicht in de incidentele baten en lasten is nodig om te beoordelen of de begroting structureel in evenwicht is, dat wil zeggen dat de structurele lasten worden gedekt door structurele baten. De incidentele baten en lasten blijven voor de bepaling van dat evenwicht buiten beschouwing.

Onder incidentele baten en lasten worden onder andere de volgende posten verstaan:
-   Inkomsten uit grondexploitaties
-   Dotaties en onttrekkingen aan reserves
-   Bijzondere baten en lasten ten gevolge van incidenteel nieuw beleid
-   Voordelige en nadelige afwikkelingsverschillen van voorgaande dienstjaren
-   Extra afschrijvingen ten laste van de exploitatie.

Er wordt rekening gehouden met een grensbedrag van € 100.000.

Toelichting incidentele baten en lasten

Terug naar navigatie - Toelichting incidentele baten en lasten

Programma 1 Onderwijs, economie en Arbeidsparticipatie
Voor de aanpak van fraude zorgaanbieders is in het Coalitieakkoord 2022-2026 'Samen doen wat nodig is' een bedrag gereserveerd van € 0,107 mln. per jaar voor 2023/2025 en voor 2026 € 54.000. Voor de actieagenda Economie gaat het om € 0,110 mln. per jaar voor vier jaar. Daarnaast is een tweejaarlijkse innovatieprijs in het leven geroepen van € 30.000, dus voor 2023 en 2025. In de Perspectiefnota 2024 is voor 2025 € 0,213 mln. uitgetrokken om de samenhang tussen fysiek en sociaal domein tot stand te brengen in het kader van Zoetermeer 2040 en processen daarop aan te passen. Voor hetzelfde jaar is € 50.000 beschikbaar voor overleg met stakeholders van winkelcentra over te zetten stappen voor verbetering van de centra. Voor de ontwikkeling van Innolabs in de wijken was incidenteel budget beschikbaar. Daarvan is in 2023 niet alles uitgegeven en € 45.000 overgeheveld naar 2025. Voor de pilot 'schoolontbijt' resteert in 2025 nog € 10.000.   

Programma 2 Samen leven en ondersteunen
In het huidige coalitieakkoord is voor 2023/2026 € 0,15 mln. beschikbaar voor het vergroten van toegankelijkheid en voor 2025/2026 € 0,133 mln. voor een Woonzorgvisie. In 2027 is daarvoor € 67.000 beschikbaar. De Woonzorgvisie wordt ten laste van de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 gebracht.
Uit het Sociaal Innovatiefonds is voor tijdelijke jeugdvoorzieningen in programma 2 in 2024 € 1.142.997 beschikbaar gesteld. Een deel van de uitvoering, € 528.481, loopt door naar 2025. In de Perspectiefnota 2024 is budget gereserveerd voor Projecten jeugd voor twee jaar. Het gaat om een bedrag voor € 1,169 mln. Het doel is om sturing en samenwerking binnen het jeugddomein te verbeteren. De projecten worden in samenhang uitgevoerd en bestrijken het hele spectrum van de jeugdzorg. Een goede aansluiting tussen onderwijs en jeugdhulp is belangrijk om het leer- en ontwikkelproces van jonge kinderen zo min mogelijk te onderbreken. Daarom is in 2024 een pilot gestart voor twee jaar gestart waarbij twee onderwijsjeugdhulpvoorzieningen worden ingericht voor het primair onderwijs in Zoetermeer: een Expertisepool en een Onderwijs-behandelgroep. Voor een projectleider is twee jaar € 50.000 beschikbaar. De kosten van de pilots van € 0,480 mln. worden gedekt uit de ZIN-gelden. De in 2023 opgestarte acute acties jeugdhulp vragen capaciteit van de medewerkers van Jeugd- en gezinshulp. Deze kosten waren nog niet begroot. Voor het uitvoeringsplan als gevolg Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) is in 2025 € 1,293 mln. en in 2026 € 0,924 mln. aan lasten geraamd waar een subsidie tegenover staat. Om de zorg ook in de toekomst goed, toegankelijk en betaalbaar te houden, is een Integraal Zorg Akkoord afgesloten tussen betrokken organisaties. In 2025 en 2026 is voor de uitvoering € 6.725.000 beschikbaar.

Programma 3 Leefbaarheid, duurzaam en groen
In het coalitieakkoord is in programma 3 een budget opgenomen voor bomen, vier jaar € 0,150 mln. en als tijdelijke impuls voor de openbare ruimte € 1,5 mln. per jaar voor de jaren 2023/2026. Een deel van het bedrag uit voorgaande jaren is niet uitgegeven, € 0,476 mln. Dit is aan 2026 toegevoegd. Voor aardgasvrije wijken is een rijksbijdrage ontvangen. Dat bedrag is in de brede bestemmingsreserve gestort. De uitvoering van de plannen is vertraagd. Er resteert voor 2025 uit voorgaande jaren een budget van € 3,162 mln. uit de Brede bestemmingsreserve. Voor 2026 is dat € 1,0 mln., in 2027 is dat € 0,220 mln. en voor 2028 € 2,534 mln. Begin 2022 is een Duurzaamheidsfonds ingesteld en gevoed met middelen uit de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 ter grootte van € 7,5 mln. De raad heeft het bedrag van het fonds met een amendement verhoogd naar € 10 mln. Dit Duurzaamheidsfonds draagt bij aan de ambities uit het programma Duurzaam & Groen Zoetermeer. Voor de diverse deelplannen is voor 2025 € 2,542 mln., in 2026 € 2,691, € 2,751 in 2027 en € 2,0 mln. in 2028 in de begroting opgenomen. In de Perspectiefnota 2024 is budget voor de verbetering van schoolpleinen voor 2024 en 2025 beide jaren € 0,150 mln. verwerkt. Voor de aanleg van extra buitengymplekken is bij de Perspectiefnota in 2024 voor 2025 € 0,128 mln. budget opgenomen. Een deel van het budget uit 2024, € 60.000, is aan 2025 toegevoegd. De onderhoudskosten zijn structureel geraamd. De regeling aanpak energiearmoede voor de compensatie van de hoge energieprijzen in de afgelopen jaren is nog niet volledig uitgevoerd. Er resteert voor 2025 een bedrag van € 1.271.060. Daarvoor is geld ontvangen van het rijk. De gemeente heeft een aanvraag ingediend voor de Specifieke Uitkering Lokale Aanpak Isolatie om bewoners te helpen bij het verduurzamen van hun woning. De aanvraag is toegekend  voor 2025 een bedrag van € 0,397 mln. en voor 2026 gaat het om € 0,456 mln. De uitvoering van groot onderhoud aan de Coornherthove verschuift van 2024 naar 2025. Dat betreft een bedrag van € 0,797 mln.

Programma 4 Vrije tijd
Voor de uitvoeringsagenda van de cultuurvisie is in 2024 en 2025 € 0,1775 mln. beschikbaar gesteld. ‘Vitale sportaanbieders’ is een belangrijk speerpunt in ons sportbeleid. Voor procesbegeleiding is in de Perspectiefnota 2024 voor 2024 en 2025 € 50.000 beschikbaar. Zoetermeer moet (ook) in 2040 een duurzame en leefbare stad zijn. Om samen met interne en externe partijen toekomstgericht beleid te maken is tijdelijk voor 2023/2025 een netwerkregisseur Groen Spelen en Leren nodig. Het gaat in 2025 om € 0,116 mln.. Openbare gebouwen moeten ook toegankelijk zijn voor mensen met een handicap of beperking. Om dit te realiseren worden de noodzakelijke aanpassingen aan het Stadstheater, zwembad de Veur, gymzalen en sportaccommodaties, die niet voldoen en de atelierruimten in Dorpsstraat 99a voorgesteld. Daarvoor is in 2025 € 1,044 mln. geraamd. Voor de viering van Zoetermeer 60 jaar groeistad is in 2025 € 160.000 en in 2026 € 40.000 beschikbaar. Voor de viering van 80 jaar vrijheid is in 2025 een bedrag van € 80.000 gereserveerd.

Programma 5 Veiligheid
Voor handhaving zijn in het nieuwe coalitieakkoord, naast structurele middelen, ook tijdelijke middelen voor een extra impuls opgenomen. In 2023/2025 € 0,6 mln. en in 2026 de helft. Niet alle gereserveerde bedragen uit voorgaande jaren zijn uitgegeven. Aan 2025 en 2026 is € 0,3 mln. toegevoegd. Deze extra middelen komen ten laste van de Reserve Fonds Zoetermeer 2040. Voor veiligheid wordt een kadernota opgesteld. Daarvoor is in 2025 € 40.500 geraamd. Voor het programma 'Brede preventieaanpak jeugdcriminaliteit' is vanuit het rijk voor 2025 € 0,24 mln. beschikbaar.

Programma 6 Dienstverlening en samenspraak
Het rijk compenseert (deels) de extra kosten die gemaakt worden door het herhaaldelijk uitstel van de ingangsdatum van de Omgevingswet. In 2025 is € 245.000 gebudgetteerd en in 2026 € 50.000. Verder zijn er in het coalitieakkoord zowel voor de raad als voor het college extra middelen toegekend. Het 'potje van de raad' is verhoogd met € 0,15 mln. voor 3 jaar en € 75.000 in 2026. Voor het college gaat het om € 0,14 mln. in de eerste 3 jaar en € 70.000 in 2026. Op verzoek van de raad zijn er gelden gereserveerd voor maatschappelijke initiatieven. De bedragen komen uit de reserve Fonds Zoetermeer 2040. In 2025 is dat € 0,14 mln. en in 2026
€ 0,13 mln.  

Programma 7 Inrichting van de stad
De in dit programma geraamde incidentele baten en lasten betreffen de geraamde kosten en opbrengsten in de grondexploitaties. Alhoewel de projecten een meerjarig karakter hebben, worden de in de begroting opgenomen baten en lasten toch als incidenteel beschouwd. Voor de onderzoek naar de ontsluiting van Rokkeveen en Lange Land is in 2025 € 70.000 beschikbaar, voor de wijkaanpak Meerzicht en Buytenwegh gaat het om € 0,6 mln. in 2024/2026. De gelden voor de wijkaanpak komen uit de Reserve Fonds Zoetermeer 2040. Ook voor verkeersveiligheid is deze coalitieperiode tijdelijk meer aandacht, € 0,15 mln. voor de eerste drie jaar en de helft daarvan in het laatste jaar. Een deel van het budget uit eerdere jaren is overgeheveld naar 2025 en 2026, beide jaren voor € 60.000. Zoetermeer breidt uit in de komende jaren. Voor de uitvoering van de projecten zijn bedragen gereserveerd in de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 (voorheen gereserveerd in de Reserve investeringsfonds 2030). Voor de uitvoering van de diverse deelprojecten zijn, in overeenstemming met eerdere besluitvorming, in deze begroting bedragen opgenomen. Het gaat in 2025 om € 8,608 mln., in 2026 € 1,400 mln. , in 2027 € 0,511 mln. en in 2028 € 0,484 mln. voor de Binnenstad, voor Nieuwe Initiatieven € 0,300 mln. in 2025, € 0,1 mln. in 2026 en € 0,048 mln. in 2027, voor inzet woningbouw in 2025 € 760.000 en in 2026 € 125.000. In de Perspectiefnota 2024 is € 80.000 beschikbaar gesteld voor het ‘Dakenteam’ in 2025. De kosten worden gedekt uit de Reserve Fonds Zoetermeer 2040. In 2024 en 2025 wordt een pilot met buurtvervoer uitgevoerd. De kosten voor 2025 bedragen € 180.000. Voor de wijkplannen van Palenstein en Buytenwegh is in 2025 € 120.000 en in 2026 € 100.000 nodig met dekking uit de Reserve Fonds Zoetermeer 2040. Voor de geplande woningbouw op de Engelandlaan is in 2025 € 80.000 opgenomen. Voor gebiedsontwikkeling Meerzicht is in 2025 € 0,235 mln. in de begroting opgenomen. Deze bedragen worden gedekt uit de Reserve Fonds Zoetermeer 2040. Dat geldt ook voor de integrale gebiedsvisie Van Doornenplantsoen, € 50.000  en in 2026 € 150.000 en Dutch Innovation Park in 2025 € 0,235 mln. Voor de overige 'Schaalsprongprojecten is in 2025 € 0,832 mln. in de begroting opgenomen. De uitgaven voor faciliterend grondbeleid bedragen in 2025 € 0,248 mln., in 2026 € 0,664 mln. en in 2027 € 36 mln. De kosten kunnen grotendeels worden verhaald. Vidomes heeft in 2024 een woningbouwplan ontwikkeld voor het project Palenstein Binnengebied deelplan D. Met Vidomes is een vaste financiële bijdrage overeengekomen voor de aanleg van de openbare ruimte. De kosten voor het woonrijp maken vinden in 2025 plaats. In het begrotingsdebat in 2023 heeft de raad besloten € 0,2 mln. in 2025 en 2026 beschikbaar te stellen voor de exploitatie van de nachtbus. Tenslotte heeft de raad in juli 2024 besloten tot begeleiding van de bouw van vier transformatiestations door Stedin. De daarmee gemoeide bedragen zijn voor 2025 € 0,391 mln., 2026 0,117 mln., 2028 € 0,123 mln. en in 2029 € 0,153 mln.

Overzicht Overhead 
Voor datagedreven werken is in 2025 € 80.000 budget toegekend. In de Perspectiefnota 2024 is voor subsidieverwerving voor 2025 € 0,12 mln. opgenomen en voor het verbeteren van de kwaliteit en het functioneren van het Stadhuis-Forum € 3,7 mln. in 2025. Verder is er een traineeprogramma ontwikkeld. Daarvoor is tijdelijk in 2025 € 153.000 beschikbaar. In de Perspectiefnota 2024 is € 0,5 mln. voor 2025 ten laste van het begrotingssaldo gebracht voor vernieuwing van de reiskostenregeling. 

Overzicht Algemene dekkingsmiddelen en Onvoorzien
Het rijk heeft de opschalingskorting definitief opgeschort vanaf 2026 en past daarbij een eenmalige korting toe in 2025. Voor Zoetermeer is het bedrag € 4,5 mln. Deze eenmalige korting is incidenteel.

Overzicht van structurele toevoegingen en onttrekkingen en stortingen aan reserves

Terug naar navigatie - Overzicht van structurele toevoegingen en onttrekkingen en stortingen aan reserves

Elk jaar wordt ten laste van de exploitatie een bedrag aan de Vrij inzetbare reserve toegevoegd dat is voorgefinancierd ten behoeve van ambtelijke huisvesting uit de Vrij inzetbare reserve en met een jaarlijks vast bedrag wordt 'terugbetaald' van € 290.000. Daarnaast is een reserve ingesteld ter dekking van kapitaallasten. Jaarlijks komt er een bedrag vrij ten gunste van de exploitatie van ca. € 42.000. Als gevolg van groei van de stad wordt 50% van de extra baten gestort in de reserve Fonds Zoetermeer 2040 voor te maken kosten om die groei te realiseren en wordt er onttrokken aan de reserve als die kosten zich voordoen. Het vervangingsfonds schoolgebouwen dient om pieken en dalen in de lasten van investeringen te egaliseren. Op deze wijze ontwikkelen de lasten zich in de jaren geleidelijk en minder schoksgewijs. Dit is noodzakelijk omdat de schoolgebouwen (vooral in het voortgezet onderwijs) in een relatief korte periode zijn neergezet en daarom ook de kosten van renovatie of herbouw in een korte periode op de gemeente af zullen komen. De reserve is in 2022 herijkt en is ook het integraal huisvestingsplan primair onderwijs 2023-2027 opgesteld dat aan de basis ligt van herijking van de reserve.   

Om de begroting 2025 reëel en structureel sluitend te maken is 10% van het surplus van de Vrij inzetbare reserve aangewend. Voor 2025 gaat het in totaal om een bedrag van € 14,727 mln.

Berekening structureel begrotingssaldo

Terug naar navigatie - Berekening structureel begrotingssaldo

In onderstaande tabel is het saldo van de programmabegroting gecorrigeerd met het saldo van incidentele baten en lasten. Het gecorrigeerde saldo laat de structurele ruimte in de begroting zien op basis van de regelgeving van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).

Uit deze opstelling blijkt dat de jaarschijf 2025 reëel in evenwicht is: de structurele baten zijn € 1,557 mln. hoger dan de structurele lasten. Meerjarig is er nog geen sprake van evenwicht. Bij het komende voorjaarsdebat presenteren we voorstellen waarmee het structureel evenwicht vanaf 2026 wordt hersteld.

Investeringen

Terug naar navigatie - Investeringen

Investeringen met een economisch nut
Investeringen met een economisch nut betreffen vaste activa die verhandelbaar zijn, zoals gebouwen en voertuigen of waar inkomsten tegenover kunnen staan, bijvoorbeeld rioolrecht en leges. Deze investeringen moeten worden geactiveerd en reserves mogen niet op deze investeringen in mindering worden gebracht. Daarnaast mag niet resultaatgericht worden afgeschreven en moet de systematiek van afschrijven consistent worden toegepast. Wel mogen bijdragen van derden, die direct gerelateerd zijn aan de investering, in mindering worden gebracht.

Investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut
Om te komen tot meer vergelijkbaarheid schrijft de BBV voor dat investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut (wegen, straten, pleinen, groen, water) gelijk moeten worden behandeld als investeringen met een economisch nut. Het activeren heeft als gevolg dat de uitgaven in één jaar worden verantwoord, maar dat de lasten in de begroting in het vervolg gespreid worden over de levensduur. In de begroting zijn voor 2025 geen investeringen opgenomen die geautoriseerd worden bij vaststelling van de programmabegroting.
In onderstaande tabel is een samenvattend overzicht opgenomen van de investeringen. In bijlage 6 is een specificatie van de investeringen te vinden.

Ontwikkelingen in de reserveposities en voorzieningen

Terug naar navigatie - Ontwikkelingen in de reserveposities en voorzieningen

De reserves vormen, samen met het resultaat na bestemming volgend uit de programmarekening, het eigen vermogen (artikel 42, lid 1 BBV). In artikel 43 van het BBV worden twee soorten reserves onderscheiden:
 A.    algemene reserves;
 B.    bestemmingsreserves.

De algemene reserves bestaan uit reserves waaraan geen bestemming is gegeven. Deze dienen om risico’s in algemene zin op te vangen (bufferfunctie van de reserves).
De bestemmingsreserves zijn reserves waaraan de raad diverse bestemmingen heeft gegeven. Deze bestemmingsreserves hebben diverse functies. De meeste bestemmingsreserves zijn in het leven geroepen ter dekking van de lasten van specifieke beleidsonderwerpen (bestedingsfunctie van de reserves). Ook zijn er reserves die baten genereren voor de exploitatie (inkomensfunctie) en reserves die zorgen dat lasten worden geëgaliseerd (egalisatiefunctie).

In Zoetermeer worden investeringen gefinancierd met reserves en voorzieningen. Hierdoor wordt de noodzaak beperkt om te financieren met leningen van de bank (financieringsfunctie van de reserves en voorzieningen).
In onderstaande tabel wordt het verloop van de reserves in totaliteit per onderscheiden soort weergegeven. In bijlage 4 is het overzicht van reserves opgenomen.
De toevoegingen en onttrekkingen bij de jaarschijf 2025 zijn mutaties in de reserves die onderdeel uitmaken van de ramingen, die zijn opgenomen bij de programma’s. Om een zo goed mogelijk beeld over het verloop van de stand van de reserves te geven, zijn ook mutaties meegenomen die niet bij de vaststelling van de programmabegroting door de raad worden geautoriseerd. Deze mutaties zijn in de kolom 'verwachtingen' meegenomen. In een afzonderlijk voorstel aan de raad kunnen deze alsnog worden geautoriseerd.

Het totaal van de algemene reserves neemt in 2025 met € 30,3 mln. af. Deze afname komt grotendeels door de mutaties in de Vrij inzetbare reserve (-/- € 30,7 mln., toegelicht in het volgende onderdeel Ontwikkeling vrije reservemiddelen), de Reserve versterking Financiële positie Grondbedrijf (+ € 0,6 mln.)
Het totaal van de bestemmingsreserves neemt in 2025 met € 23,4 mln. af. De grootste mutaties zijn te vinden bij de reserve Algemeen Dekkingsmiddel (-/- € 1,8 mln.), de Brede Bestemmingsreserve (-/- € 3,2 mln.), de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 (-/- € 13,2 mln., toegelicht in het volgende onderdeel Ontwikkeling vrije reservemiddelen.), de reserve Sociaal Innovatiefonds (-/- € 0,5 mln.), de reserve Duurzaamheidsfonds Zoetermeer 2040 (-/- € 4,2 mln.) en de Reserve Egalisatie investeringen schoolgebouwen (-/- € 0,5 mln.). 
In de periode 2025–2028 nemen de reserves met circa € 78 mln. af. 

In onderstaande opsomming zijn de grootste mutaties weergegeven (bedragen x € 1 mln.).

Reserve Bedrag Toelichting
Reserve versterking financiële positie Grondbedrijf 1,8 Diverse toevoegingen vanuit Grondexploitaties
Vrij inzetbare reserve -30,3 Gedetailleerd overzicht van deze reserve in het volgende onderdeel 'Ontwikkeling vrije reservemiddelen'
Reserve algemeen dekkingsmiddel -1,8 Overheveling middelen naar de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 (-/- € 1,8 mln.)
Reserve Fonds Zoetermeer 2040 -34,9 Gedetailleerd overzicht van deze reserve in het volgende onderdeel 'Ontwikkeling vrije reservemiddelen'
Sociaal innovatiefonds -0,7 Diverse onttrekkingen programma 1 en programma 2
Duurzaamheidsfonds Zoetermeer 2040 -8,2 Diverse onttrekkingen m.b.t. duurzaamheid programma 3
Reserve Beeldende kunst in de openbare ruimte 0,9 Diverse toevoegingen vanwege investeringswerken programma 1, 4 en 7 en diverse aanschaffingen kunst
Brede bestemmingsreserve

-4,2

Aardgasvrije wijken (-/- € 4,0 mln.), Nutrihage (-/- 0,2 € mln.)

 

Ontwikkelingen in de voorzieningen

Terug naar navigatie - Ontwikkelingen in de voorzieningen

De voorzieningen zijn vermogensbestanddelen die als vreemd vermogen worden aangemerkt. Er kleeft als het ware al een verplichting (jegens een derde) aan. Als gevolg van artikel 44 van het BBV kunnen de volgende soorten voorzieningen worden gevormd: 

  • voor middelen van derden die specifiek besteed moeten worden (geldt niet voor bijdragen van andere overheden);
  • voor de egalisatie van kosten;
  • voor verplichtingen en verliezen alsmede voor risico’s waarvan de omvang onzeker is maar welke wel redelijkerwijs te schatten zijn.

Schulden vallen niet onder het begrip voorzieningen, omdat daarbij geen onzekerheid bestaat over de omvang van de verplichting. Toevoegingen aan voorzieningen vinden plaats ten laste van de exploitatie, dus niet via resultaatbestemming, zoals bij de reserves. Aanwendingen - altijd voor het doel waarvoor de voorziening was gevormd - worden rechtstreeks ten laste van de voorziening gebracht. Indien een voorziening geheel of gedeeltelijk kan vrijvallen, wordt de vrijval via de exploitatie in het resultaat verwerkt.

In onderstaande tabel is op hoofdlijnen het verloop van de stand van de voorzieningen weergegeven. Evenals bij de reserves zijn bij het verloop van de voorzieningen verwachtingen meegenomen. Deze zijn opgenomen om een goed verloop van de voorziening weer te geven. De verwachtingen worden niet geautoriseerd bij de vaststelling van de programmabegroting door de raad. De specificatie is opgenomen in bijlage 5 Voorzieningen.

De omvang van de voorzieningen neemt in 2025 met ongeveer € 0,8 mln. af. Grootste mutaties vinden plaats bij de Voorziening Tunnelbak Europaweg (-/- € 1,2 mln.), Voorziening jeugdhulp (-/- € 0,5 mln.) en de Voorziening riolering (+ € 0,7 mln.).
De totale omvang van de voorzieningen neemt in de periode 2025 - 2028 ongeveer € 18,6 mln. af. In deze periode doen de grootste mutaties zich voor binnen de Voorziening riolering (+ € 2,5 mln.), de Voorziening nadelige complexen Grondbedrijf (-/- € 22,2 mln.), de Voorziening groot onderhoud gemeentelijke gebouwen (+ € 3,1 mln.), de Voorziening Groot onderhoud verzamelcontainers (-/- € 0,7 mln.), de Voorziening bovenwettelijk spaarverlof (€ 0,8 mln.), de Voorziening Tunnelbak Europaweg (-/- € 1,2 mln.) en de Voorziening Jeugdhulp (-/- € 0,5 mln.).

Ontwikkeling vrije reservemiddelen

Terug naar navigatie - Ontwikkeling vrije reservemiddelen

In dit deel wordt een beeld gegeven van de stand en ontwikkeling van de vrije reservemiddelen. Concreet wordt ingegaan op de volgende reserves:

  • Vrij inzetbare reserve
  • Reserve Fonds Zoetermeer 2040 (inclusief voormalig Reserve Investeringsfonds 2030)

Vrij inzetbare reserve

Onder A zijn de raadsbesluiten met beroep op de Vrij inzetbare reserve opgenomen, onder B de verwachtingen.
De bedragen onder B1a en b betreffen bedragen waarover bij eerdere begrotingen of voorstellen besluitvorming heeft plaatsgevonden waarvoor een reservering in de reserve is opgenomen. Bij het Eerste Tussenbericht 2023 is besloten de reservering voor coronakosten te laten vervallen, zie B2a. Onder B3 is het verwacht begrotingssaldo 2023 naar de situatie van het Tweede Tussenbericht 2023 opgenomen. In de Perspectiefnota 2023 werd een nadelig  saldo verwacht van € 52.000. In het Tweede Tussenbericht 2023 is dat bedrag omgeslagen naar een verwacht voordeel van € 3,37 mln. De verwachte budgetoverhevelingen zijn apart zichtbaar gemaakt. Tegenover het voordeel in 2022 staat een even groot nadeel in 2023. De omvang van de reserve vrij inzetbaar is hoger dan voor de onderkende risico’s noodzakelijk is. Zie ook de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

Reserve Fonds Zoetermeer 2040

Eind 2023 zijn Reserve Investeringsfonds en Reserve Fonds Zoetermeer 2040 samengevoegd en opgegaan in Reserve Fonds Zoetermeer 2040. 

Voeding en onttrekking Reserve Fonds Zoetermeer 2040
De voeding van het fonds vindt in hoofdzaak plaats door de afdrachten van de winst van het grondbedrijf. Daarnaast worden subsidieontvangsten, die een aantoonbare relatie hebben met de opgaven van de Stadsvisie gestort in deze reserve. Uit een eventueel positief jaarrekeningresultaat wordt bij bestemming van dat resultaat maximaal 50% aan de reserve afgedragen. Tenslotte worden de extra inkomsten uit OZB en algemene uitkering voor zover die worden veroorzaakt door de groei van woningen/inwoners voor maximaal 50% gestort in de reserve. Zodat de reserve voor dekking van eenmalige kosten van bijvoorbeeld aanleg/uitbreiding openbaar gebied, die ten grondslag liggen aan de groei van de stad, kan worden ingezet.

De bestemming van de middelen uit de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 wordt jaarlijks bepaald bij de begrotingsbehandeling op basis van voorstellen in de begrotingsstukken. Door vaststelling van de begroting worden middelen in de reserve voor een bepaald project gereserveerd. Op basis van een concreet en uitgewerkt voorstel en raadsbesluit wordt het budget feitelijk beschikbaar gesteld met dekking uit het fonds.

Verloop van de reserve
In de tabel komt het financieel verloop van de stand van reserve tot uitdrukking rekening houdend met:
- een actualisatie van de verwachte winstafdrachten van het grondbedrijf op basis van de gegevens uit het Eerste en Tweede Tussenbericht;
- een actualisatie van de hoogte van reserveringen voor voorgenomen projecten waartoe eerder is besloten en
- nieuwe voorstellen waarvoor een aanwending (of vrijval) uit de reserve wordt gedaan.

Op basis van de actualisatie en nieuwe voorstellen vertoont de reserve in alle jaren een positief saldo. Wanneer de winstafdrachten grondbedrijf overeenkomstig de huidige inschatting in latere jaren ook werkelijk worden gerealiseerd en de verwachte winstafdracht uit de GR Hoefweg plaatsvindt, biedt de reserve op de langere termijn nog een bestedingsruimte van € 70,3 mln. Als er geen rekening wordt gehouden met de verwachte winstafdrachten is er een bestedingsruimte van € 64,4 mln.

A. is de beginstand van de reserves per 1 januari van het lopende jaar. Daarin zijn alle mutaties van het jaar 2023 verwerkt inclusief de resultaatbestemming, waarover in de Perspectiefnota 2025 besloten is.
Onder A1 staan eerder genomen raadsbesluiten met beroep op de reserve. Onder A2 staan reserveringen vanuit eerdere besluitvorming. Voor de aanwending van deze bedragen zullen raadsvoorstellen worden gedaan. Bij B1 staan Herfaeringen uit de jaarstukken 2023 en bij B2 staan de onderdelen waarover bij het Tweede Tussenbericht een besluit wordt genomen. Onder B3 staan verwachtingen voor de jaren na 2025.

De verwachte winstafdrachten uit de grondexploitaties staan onder C1. De positieve resultaten van de grondexploitaties worden voor de helft rechtstreeks toegevoegd aan de Reserve Fonds Zoetermeer 2040. Het betreft 50% van de gerealiseerde winst. De andere helft wordt toegevoegd aan de Reserve versterking financiële positie Grondbedrijf. Deze reserve vormt samen met de Reserve in verband met risico’s grondbedrijf de weerstandscapaciteit van het Grondbedrijf. De weerstandscapaciteit is de financiële buffer om onverwachte, niet begrote kosten te kunnen dekken. Als de reserves Grondbedrijf samen meer dan 1,2 x de omvang van berekende risico’s bevatten, is er voldoende weerstandscapaciteit en wordt het meerdere afgeroomd en toegevoegd aan de Reserve Fonds Zoetermeer 2040. Onder C2 staat de verwachte winstafdracht uit de deelneming in de GR Hoefweg. Die verwachte winst is eveneens bestemd om aan de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 te worden afgedragen. 

EMU-saldo

Terug naar navigatie - EMU-saldo

Het EMU-saldo geeft de geldstromen per jaar weer. Het EMU-saldo wordt berekend op basis van de mutaties in de geprognosticeerde balans. Het EMU-saldo is het jaarlijkse saldo van de lasten en de baten op basis van reële transacties, ongeacht of het exploitatie- of investeringsuitgaven en -inkomsten betreft.

Het ministerie van BZK publiceert referentiewaarden als indicatie voor het EMU-saldo. Voor gemeenten gezamenlijk is het aandeel -/- 0,4% van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Voor Zoetermeer is de referentiewaarde 25.522. Het EMU-saldo mag in principe niet lager zijn.

Bijlage 7 bevat een overzicht van (de berekening van) het EMU-saldo.