Financieel perspectief

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

De Perspectiefnota 2025 (PN) schetst op hoofdlijnen het financieel perspectief voor 2025 en de volgende jaren. Ook worden de afwijkingen over het lopende begrotingsjaar 2024 in de PN opgenomen: het Eerste Tussenbericht 2024. Hiervan zijn de structurele effecten meegenomen in het perspectief van de meerjarenbegroting 2025 – 2028. De PN biedt de raad handvatten om in het voorjaarsdebat nader richting te geven voor de komende jaren. Ook kan de raad aandacht voor specifieke onderwerpen vragen. De uitkomsten van het voorjaarsdebat zijn de basis voor de Programmabegroting 2025 – 2028, waarover tijdens het begrotingsdebat in november 2024 besluitvorming plaatsvindt. 

Er wordt gestart met algemene financiële uitgangspunten voor de loon- en prijsstijgingen en het Eerste Tussenbericht 2024. Vervolgens wordt het financieel perspectief op hoofdlijnen gepresenteerd. Daarna komt het vertrekpunt voor het nog op te stellen dekkingsplan van de meerjarenbegroting aan de orde. In aansluiting daarop komen de ontwikkelingen in de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 en de Reserve vrij inzetbaar aan bod. Daarbij wordt ook de relatie gelegd met het resultaat van de Jaarrekening 2023 en het voorstel tot bestemming daarvan.  

Algemene financiƫle uitgangspunten

Terug naar navigatie - Algemene financiƫle uitgangspunten

Loon- en prijsstijging
De gevolgen voor loon- en prijsstijging ten opzichte van de begroting 2024 worden als volgt in de programma’s van de begroting 2025 verwerkt.

  2025

Prijsstijging
-   Lasten en baten
-   Opbrengsten belastingen, leges en heffingen


2,0%
0,9%

Loonstijging 5,3%

Bijlage 1 geeft de toelichting op de onderbouwing van de percentages. 

Eerste Tussenbericht 2024
De komende programmabegroting heeft betrekking op 2025 - 2028. De afwijkingen over het lopend jaar 2024 maken daarvan geen onderdeel uit, maar beïnvloeden wel de financiële positie. Een wijziging van het voor 2024 verwachte resultaat werkt door naar de hoogte van de reserve vrij inzetbaar. Daarnaast kunnen de afwijkingen van 2024 ook een doorwerking hebben naar 2025 en mogelijk latere jaren. De afwijkingen van de lopende begroting 2024 (€ 3,138 mln. negatief) vormen feitelijk het Eerste Tussenbericht 2024. In het kader van het traject van inventariseren van bezuinigings- en dekkingsmogelijkheden is extra aandacht besteed aan 'praktijkgericht begroten'. Dit heeft voor meerdere onderwerpen geleid tot de constatering van een onderuitputting van budgetten. Dit is verwerkt in het Eerste Tussenbericht 2024.  
Bijlage 2 toont de financiële samenvatting van het Eerste Tussenbericht 2024. 

Financieel perspectief

Terug naar navigatie - Financieel perspectief

Onderstaande tabel toont het financieel perspectief op hoofdlijn.

Financiële vertreksituatie (regel 1)
In november 2023 is de meerjarenbegroting 2024-2027 (incl. de financiële effecten van de aangenomen moties uit het voorjaarsdebat 2023) vastgesteld met een financieel perspectief van € 4,3 mln. negatief in 2024. Gecorrigeerd voor incidentele baten en lasten bedroeg het structurele saldo in 2024 echter nog € 0,3 mln. positief. Op 18 december 2023 heeft de gemeenteraad het raadsvoorstel 'Structureel en reëel evenwicht Programmabegroting 2024-2027' vastgesteld. Met dit voorstel werd voorkomen dat de gemeente Zoetermeer door gedeputeerde staten onder preventief financieel toezicht zou worden gesteld vanwege het opnemen van een taakstellende bezuiniging van € 7 mln. voor jeugdzorg. Het jaar 2025 vertoonde in de meerjarenbegroting 2024-2027 nog een positief (structureel) saldo van € 7,5 mln., waarna het saldo vanaf 2026 daalt naar ruim € 15 mln. negatief als gevolg van het 'financiële ravijn'.  

Raadsbesluiten tot en met april 2024 (regel 2)
Na de vaststelling van de programmabegroting en het raadsbesluit 'Structureel en reëel evenwicht Programmabegroting 2024-2027' in december 2023 is een aantal raadsbesluiten met een beroep op het begrotingssaldo genomen waaronder o.a. Herijking toegang jeugdhulp, Ontheemden, vluchtelingen en asielzoekers en eenmalige energietoeslag 2023 Zoetermeer. 

Onvermijdelijke ontwikkelingen (regel 3)
De afwijkingen in de categorie onvermijdelijke ontwikkelingen liggen buiten de invloedsfeer van de gemeente. In december 2023 is ingestemd met de nieuwe CAO gemeenten hetgeen voor een bedrag van ruim € 1,3 mln. structureel doorwerkt naar 2024 en verder. Door kostenstijgingen bij de bewaakte fietsenstallingen en de diverse onderhoudscontracten bij het onderhoud van de openbare ruimte wordt de gemeente geconfronteerd met een nadeel van per saldo € 2,0 mln. doordat de hiervoor in de begroting opgenomen reserveringen niet voldoende zijn. Daarnaast leidt een hogere rijksvergoeding voor bijstandsuitkeringen (BUIG) tot een voordeel, doordat lasten in Zoetermeer zich gunstiger ontwikkelen dan landelijk gemiddeld. Zie voor het totaaloverzicht bijlage 4.

Financiële ontwikkelingen bestaand beleid (regel 4)
De analyse van de Jaarrekening 2023 en het Eerste Tussenbericht 2024 toont afwijkingen in de uitvoering van de begroting. Deze afwijkingen hebben deels een meerjarig karakter. Een belangrijk onderdeel hiervan is de kostenontwikkeling van de Jeugdhulp. Verder wordt voor de noodzakelijke doorontwikkeling van het assetmanagement een bedrag van structureel € 0,5 mln. opgenomen. Een positief effect wordt veroorzaakt door de stijgende rente en een uitgestelde financieringsbehoefte. Enerzijds ontvangt de gemeente Zoetermeer 2024 een rentevergoeding op de tijdelijke middelen die zijn uitgezet bij de schatkist, anderzijds schuift de financieringsbehoefte op in de tijd waardoor al geraamde rentelasten deels kunnen vrijvallen. Ook vallen de inkomsten uit dividend voordelig uit. In de toelichtingen per programma zijn de verschillen op postniveau toegelicht. Een totaaloverzicht van posten is opgenomen in bijlage 4.

Nieuw beleid (regel 5)
De toelichtingen van de voorstellen van nieuw beleid staan in de programma's vermeld. Het totaaloverzicht van beleidsvoorstellen is opgenomen in bijlage 4. 

Herijking gemeentefonds (regel 6)
Op 1 januari 2023 is de herijking van het gemeentefonds ingegaan. De gemeente Zoetermeer ontvangt tot en met 2025 een suppletie-uitkering om het nadelige effect af te toppen tot maximaal € 22,50 per inwoner. Op dit moment wordt de herijking door middel van verschillende onderzoeken door het Ministerie van BZK samen met de Raad Openbaar Bestuur en VNG tegen het licht gehouden, waarbij de gemeente Zoetermeer vertegenwoordigd is in de klankbordgroepen. Het is de bedoeling dat deze onderzoeken uiterlijk 2025 zijn afgerond. Dit leidt naar verwachting tot een aangepaste verdeling per 1 januari 2026. Indien de huidige suppletie-uitkering volledig vervalt, levert dit voor de gemeente Zoetermeer vanaf 2026 een aanvullend structureel nadeel van ruim € 10 mln. op. Door de financieel toezichthouder wordt geadviseerd om in de meerjarenraming alvast rekening te houden met het vervallen van een deel van deze suppletie-uitkering, hiervoor is vanaf 2027 een oplopende bedrag van € 2 mln. per jaar opgenomen.

Voorjaarsnota 2024 rijk (regel 7 en 8)
Op 15 april 2024 heeft het rijk haar Voorjaarsnota 2024 gepresenteerd met daarin financiële gevolgen voor gemeenten. De opschalingskorting wordt geschrapt. Deze korting is definitief van tafel. Dat houdt in dat het gemeentefonds vanaf 2026 niet verlaagd wordt voor de opschalingskorting. Dit betekent voor Zoetermeer een structureel voordeel van € 5 mln. Daarnaast wil het rijk de nieuwe systematiek voor het bepalen van de omvang van het gemeentefonds (de zogenaamde BBP systematiek) al in 2024 hanteren in plaats van 2027. Dit levert een forse vermindering op van het gemeentefonds, maar de gemeenten worden daarvoor volledig gecompenseerd in 2024. Voor 2025 geldt dat het rijk de vermindering slechts deels compenseert. Dit betekent voor Zoetermeer een nadeel van € 5 mln. De gevolgen van de Voorjaarsnota worden verwerkt in de Meicirculaire gemeentefonds 2024. Zo snel als mogelijk na het verschijnen van de meicirculaire wordt de raad in een afzonderlijk memo over de financiële uitkomst van de meicirculaire geïnformeerd.

Toelichting provinciaal toezicht
Onderstaande tabel geeft het begrotingssaldo met het onderscheid in incidenteel en structureel. Dit onderscheid is van belang in het kader van het provinciaal begrotingstoezicht.

Zonder dekkingsplan vertoont het jaar 2025 in de meerjarenbegroting 2025-2028 een negatief (structureel) saldo van ruim € 3,3 mln. Om in 2025, net als in 2024, een sluitende begroting te kunnen aanbieden, is het voorstel om gebruik te maken van het zogenaamde ‘surplus’ in de algemene reserve. Dit betekent een eenmalige onttrekking aan de reserve Vrij inzetbaar (= dekkingsplan). Dit leidt tot een positief structureel saldo van € 137.000 in 2025. Omdat het begrotingssaldo (inclusief dekkingsplan) voor 2025 nog positief is, heeft het nu gepresenteerde tekort vanaf 2026 geen directe gevolgen voor het oordeel van de provincie in kader van het begrotingstoezicht.

In de beoordeling van de provincie is de meerjarenraming 2026-2028 alleen van belang, indien het eerste jaar van de begroting – dus 2025 – niet structureel en reëel in evenwicht is. Dat betekent dat als de structurele lasten in 2025 lager zijn dan de structurele baten, de meerjarenraming niet in de beoordeling wordt meegenomen. De provincie kijkt wel met een schuin oog naar de meerjarenraming en maakt er mogelijk ook een opmerking over, maar het is geen reden om de gemeenten een andere vorm dan repressief toezicht te verlenen. Indien het jaar 2025 niet structureel en reëel in evenwicht is, ontstaat een andere situatie en dringt de provincie bij de raad eerder aan om tot maatregelen te komen die leiden tot een sluitende begroting.

Dekkingsplan

Terug naar navigatie - Dekkingsplan

Bezuinigings- en dekkingsmogelijkheden
Het Coalitieakkoord ‘Samen doen wat nodig is’ stelt, dat de coalitie de begroting structureel sluitend wil houden. In de Perspectiefnota 2024 is al aangekondigd dat er oplossingsrichtingen worden onderzocht voor dekking van de begrotingstekorten. Het college beseft dat dit veel lastige beslissingen vraagt. Het is nooit makkelijk om te bezuinigingen op voorzieningen en diensten die onze stad ondersteunen door te voeren. Het uitblijven van duidelijkheid over extra structurele rijksmiddelen, vaak al aangehaald als het financieel ravijn, dwingt ons tot bezuinigingsmaatregelen en is teleurstellend en frustrerend voor iedereen. Dit is tevens de kernboodschap van het actiecomité Raden in Verzet. Tegelijkertijd voelt dit college de noodzaak om een financieel gezonde gemeente met een sluitende begroting te blijven. Deze verantwoordelijkheid nemen past bij een betrouwbaar stadsbestuur. Dit betekent dat deze beslissingen, hoe pijnlijk dan ook, genomen moeten worden. Hiertoe wil het college de raad goed voorbereiden en meenemen. Het college heeft begin april 2024 een overzicht van bezuinigings- en dekkingsmogelijkheden in beeld gebracht. Dit heeft geleid tot een totaallijst van € 75 mln. De komende periode wil het college met de raad verder in gesprek over de inhoud en betekenis van mogelijke keuzes tot besparen, hierover wordt de raad via een afzonderlijk  memo geïnformeerd. Het college kiest er gelet op de onzekerheid met betrekking tot de kabinetsformatie voor om voor de begroting 2025 nog geen bezuinigingen door te voeren. 

Eenmalige onttrekking aan de algemene reserve Vrij inzetbaar in 2025 (regel 9)
Op 21 november 2023 is in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen (BOFv) ten behoeve van de controle van de begrotingen van gemeenten door de provincies de volgende nieuwe regel afgesproken:
Van het vrij besteedbare deel (surplus) van de algemene reserve kan een gemeente jaarlijks maximaal 10% inzetten voor het dekken van structurele lasten. Met de voorwaarde dat de solvabiliteit groter of gelijk aan 20% is en blijft. De solvabiliteit van Zoetermeer is ruim boven de vereiste 20% (Jaarrekening 2023: 58,4%). Het surplus van de algemene reserve is dat deel dat niet nodig is voor het afdekken van risico’s (weerstandscapaciteit). In Zoetermeer betreft dit de ‘reserve Vrij inzetbaar’. Naast de reserve Vrij inzetbaar (algemene reserve) kent de gemeente ook bestemmingsreserves, waaronder de reserve Algemeen dekkingsmiddel. De reserve Algemeen dekkingsmiddel bedraagt ruim € 125 mln. Deze reserve wordt specifiek in stand gehouden om te fungeren als financieringsmiddel en heeft geen andere bestemming, waardoor de gemeente minder leningen hoeft aan te trekken. Hierdoor blijft onder andere de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen in balans. Deze verhouding wordt uitgedrukt in een kengetal, namelijk de solvabiliteit. Deze reserve zorgt er dus voor dat we een gezonde financiële balans hebben en houden en dat de rentelasten laag kunnen blijven. Op dit moment hebben we veel middelen in de schatkist staan (vooral door de verkoop van de aandelen van Eneco in 2019), zodat we hoe dan ook op dit moment geen leningen hoeven aan te trekken. Hierdoor is deze reserve niet volledig nodig om de solvabiliteit op orde te houden en zijn de rentelasten laag. Daarom wordt voorgesteld om in 2025 de reserve Algemeen dekkingsmiddel te verlagen met € 25 mln. en dit bedrag toe te voegen aan de reserve Vrij inzetbaar. Er resteert dan nog afgerond € 100 mln. in de reserve Algemeen dekkingsmiddel. Het vrij besteedbare deel van de reserve Vrij inzetbaar wordt daarmee verhoogd naar ruim € 77 mln. Rekening houdend met het negatieve begrotingssaldo in 2025 ontstaat er in totaal ruim € 3 mln. aan ruimte die ingezet kan worden voor een structureel evenwicht.   

Voorgesteld wordt dan ook om € 25 mln. over te hevelen van de reserve Algemeen dekkingsmiddel naar de reserve Vrij inzetbaar en vervolgens van de  reserve Vrij inzetbaar ruim € 3,3 mln. te onttrekken ten gunste van OAD.

Reserve Fonds Zoetermeer 2040

Terug naar navigatie - Reserve Fonds Zoetermeer 2040

Onderstaande tabel toont het verloop van de Reserve Fonds Zoetermeer 2040. Per 1 januari 2024 zijn de reserve Investeringsfonds 2030 en de reserve Fonds Zoetermeer 2024 samengevoegd in deze reserve. 

De reserve Fonds Zoetermeer 2040 heeft per eind 2030 nog een bestedingsruimte van € 67,8 mln. Als de winstafdrachten uit de grondexploitaties en de deelneming Hoefweg worden gerealiseerd loopt dit bedrag op naar € 77,1 mln. 

Onder A staat de beginstand van het lopende jaar inclusief verwerking van de resultaten uit de jaarrekening 2023. Onder A1 zijn de financiële gevolgen van de eerder genomen raadsbesluiten over het Fonds opgenomen. Onder A2 worden reserveringen in het Fonds vanuit eerdere besluitvorming vermeld.

B presenteert de begrotingsvoorstellen in voorbereiding.

Bij B1 staan de voorstellen tot herfasering van eerder beschikbaar gestelde budgetten uit 2023 naar later jaren, zie ook bijlage 3.  B2 vermeldt de verwachtingen in deze perspectiefnota.

Onder C staan de verwachte winstafdrachten uit grondexploitaties en deelneming Hoefweg.

Reserve vrij inzetbaar

Terug naar navigatie - Reserve vrij inzetbaar

Deze tabel geeft het verloop van de reserve Vrij inzetbaar weer.

Deze reserve vormt de weerstandscapaciteit van de gemeente. De reserve moet de ruimte hebben om de financiële gevolgen van eventuele tijdelijke financiële tegenvallers en risico's op te vangen. In de stand van de reserve is rekening gehouden met:

  • rekeningresultaat 2023
  • resultaatbestemmingsvoorstel 2023 (zie tabel punt B2c)
  • verwachte begrotingsresultaten 2024 en 2025 (zie tabel punten B3a en B4a)

De reserve  Vrij inzetbaar moet dekking bieden voor:

  • het verwachte rekeningresultaat van het lopende begrotingsjaar (inclusief voorstellen Perspectiefnota/Eerste Tussenbericht) en
  • de financiële risico's bestaande uit:
    -  de financiële vertaling van de benoemde risico's uit de paragraaf Weerstandsvermogen in de Jaarstukken 2023 en
    -  4% van het begrotingstotaal (exclusief grondexploitaties) voor eventueel niet onderkende risico's.

Rekeningresultaat 2023
Het gerealiseerd saldo van baten en lasten over 2023 bedraagt € 3,8 mln. nadelig. Per saldo is tussentijds € 14,2 mln. aan de reserves onttrokken, zodat het uiteindelijk gerealiseerde resultaat over 2023 € 10,4 mln. voordelig bedraagt. Na het vaststellen van het resultaat in het resultatendebat wordt dit bedrag toegevoegd aan de reserve Vrij inzetbaar.

Budgetoverhevelingen en resultaatbestemming
In het resultaatbestemmingsvoorstel wordt voor € 5,9 mln. aan budgetten overgeheveld naar 2024 en verder. Dit betreft activiteiten die in 2023 niet zijn uitgevoerd maar nog wel nodig zijn, zie punten B2a en B2b en bijlage 3. 

Begrotingssaldo 2024 en 2025
Het verwacht begrotingssaldo van 2024 komt uit op € 8,1 mln. negatief, in de tabel te vinden onder B3a en gesplitst naar incidenteel en structureel.  De huidige prognose voor 2025 staat onder B4a. 

Dekking begrotingstekort 2025
Er is zonder maatregelen geen reëel en structureel begrotingsevenwicht. Meerjarig heeft Zoetermeer last van het financieel ravijn vanaf 2026. Daar is nog geen afdoende oplossing voor. Het is om die reden belangrijk om 2025 sluitend te krijgen. Dat kan door binnen  strakke kaders een beroep te doen op het surplus in de reserve Vrij inzetbaar, zoals hiervoor beschreven. Voorgesteld wordt om € 25 mln. over te hevelen van de bestemmingsreserve Algemeen dekkingsmiddel naar de reserve Vrij inzetbaar, B4c. Dit betekent wel dat we interen op de buffer/spaarpot. Het voorstel is dan ook om bij een positief resultaat van de jaarrekening 2024, dat bedrag ten gunste te brengen van de bestemmingsreserve Algemeen dekkingsmiddel. Zodoende wordt de spaarpot weer aangevuld.  

Vrij inzetbaar en weerstandscapaciteit
De benodigde weerstandscapaciteit voor risico's is € 20,6 mln. Deze bestaat voor 0,7 mln. uit de berekende risico's op grond van de stand van zaken in de jaarstukken 2023 (paragraaf weerstandsvermogen) aangevuld met 4% van het begrotingstotaal (exclusief grondexploitaties) voor de niet berekende risico's. 

De verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de risico-omvang wordt aangeduid als het weerstandsvermogen. De norm voor het weerstandsvermogen is 1.  Rekening houdend met de in deze perspectiefnota gepresenteerde cijfers is de ratio 2,83 in 2028. Dit betekent een overschot van ruim € 20 mln.  maar daarbij is er nog niet gerekend met de verwachte negatieve begrotingssaldi van na 2025.