Financieel perspectief

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Het financieel perspectief schetst de ontwikkelingen in de exploitatie van de begroting 2023, meerjarenbegroting 2024-2027 en de reserves. Er wordt gestart met algemene financiële uitgangspunten voor de loon- en prijsstijgingen en het Eerste Tussenbericht. Vervolgens wordt het financieel perspectief op hoofdlijnen gepresenteerd.
Daarna komt het vertrekpunt voor het nog op te stellen dekkingsplan van de meerjarenbegroting aan de orde. Daarbij wordt – in hoofdlijn – ingegaan op de financiële verhouding (de financiële relatie tussen rijk en gemeente) en de ontwikkelingen over de kostenvergoeding in het sociaal domein. In aansluiting daarop komen de ontwikkelingen in de Reserve Investeringsfonds, Reserve Fonds Zoetermeer 2040 en de Reserve vrij inzetbaar aan bod. Daarbij wordt ook de relatie gelegd met het resultaat van de Jaarrekening 2022 en het voorstel tot bestemming daarvan.  

Algemene financiƫle uitgangspunten

Terug naar navigatie - Algemene financiƫle uitgangspunten

Loon- en prijsstijging
De gevolgen voor loon- en prijsstijging ten opzichte van de begroting 2023 worden als volgt in de programma’s van de begroting 2024 verwerkt.

Bijlage 1 geeft de toelichting op de onderbouwing van de percentages. 

Eerste Tussenbericht 2023
De komende programmabegroting heeft betrekking op 2024 – 2027. De afwijkingen over het lopend jaar 2023 maken daarvan geen onderdeel uit, maar beïnvloeden wel de financiële positie. Een verandering van het voor 2023 verwachte resultaat werkt – als er onvoldoende dekkingsmogelijkheden zijn – door naar een lager of hoger beroep op de reserve vrij inzetbaar. Daarnaast kunnen de afwijkingen van 2023 ook een doorwerking hebben naar 2024 en mogelijk latere jaren. De afwijkingen van de begroting 2023 (€ 2,697 mln. positief) vormen feitelijk het Eerste Tussenbericht 2023. 

Bijlage 2 toont een financiële samenvatting van het Eerste Tussenbericht 2023 (TB1). 

Financieel perspectief

Terug naar navigatie - Financieel perspectief

Onderstaande tabel toont het financieel perspectief op hoofdlijn.

Tabel 3.1 Samenvatting financieel perspectief op hoofdlijn 

Financiële vertreksituatie (regel 4)
In november 2022 is de meerjarenbegroting 2023-2026 (incl. amendementen) vastgesteld met een financieel perspectief van € 0,8 mln. negatief in 2023. Gecorrigeerd voor incidentele baten en lasten bedroeg het structurele saldo in 2023 echter € 3,1 mln. positief. De jaren 2024 en 2025 vertonen in de meerjarenbegroting 2023-2026 positieve saldi van respectievelijk € 8 mln. en ruim € 12 mln., waarna het saldo in 2026 daalt naar ruim € 14 mln. negatief als gevolg van het 'financiële ravijn'.  

Raadsbesluiten tot en met april 2023 (regel 5)
Na de vaststelling van de programmabegroting in november 2022 zijn een aantal raadsbesluiten met een beroep op het begrotingssaldo genomen waaronder o.a. de uitvoeringsagenda cultuurvisie, herstelregeling cultuur, noodopvang statushouders en het traineeprogramma Zoetermeer. 

Septembercirculaire 2022 (regel 6)
In 2026 zijn de middelen die ontvangen worden van het rijk in de algemene uitkering fors lager. Dit wordt veroorzaakt doordat het rijk vanaf 2026 de trap-op-trap-af systematiek heeft losgelaten in hun begrotingen en daarnaast de zogenaamde opschalingskorting weer volledig heeft ingeboekt. Deze terugval van inkomsten voor de gemeenten wordt ook wel het 'ravijn' genoemd. Om de gemeenten tegemoet te komen is er voor het jaar 2026 landelijk eenmalig € 1 miljard beschikbaar gesteld. Voor Zoetermeer is dit ongeveer € 7,0 mln. 

Onvermijdelijke ontwikkelingen (regel 7)
De afwijkingen in de categorie onvermijdelijke ontwikkelingen liggen buiten de invloedsfeer van de gemeente. Begin april 2023 is ingestemd met de nieuwe CAO gemeenten hetgeen voor een bedrag van ruim
€ 2 mln. structureel doorwerkt naar 2023 en verder. Daarnaast leidt de lagere rijksvergoeding voor bijstandsuitkeringen (BUIG) tot een structureel nadeel doordat de lasten in Zoetermeer zich minder gunstig ontwikkelen dan landelijk gemiddeld. Een positief effect wordt veroorzaakt door de stijgende rente en een uitgestelde financieringsbehoefte. Enerzijds ontvangt de gemeente Zoetermeer voor 2023 en 2024 weer een rentevergoeding op de tijdelijke middelen die zijn uitgezet bij de schatkist, anderzijds schuift de financieringsbehoefte op in de tijd waardoor reeds geraamde rentelasten deels kunnen vrijvallen. Zie voor het totaaloverzicht bijlage 4.

Financiële ontwikkelingen bestaand beleid (regel 8)
Uit de analyse van de jaarrekening 2022 en het Eerste tussenbericht 2023 komen afwijkingen in de uitvoering van de begroting naar voren. Deze afwijkingen hebben deels een meerjarig karakter. In de toelichtingen per programma zijn de verschillen op postniveau toegelicht. Een totaaloverzicht van posten is opgenomen in bijlage 4.

Dekkingsplan

Terug naar navigatie - Dekkingsplan

Nieuw beleid en dekkingsplan (regel 9-11)
Uit de tabel 3.1 Financieel perspectief op hoofdlijn komt naar voren dat de begroting in 2024 structureel en reëel sluitend is. Voor de jaren 2024 en 2025 doet het college voorstellen voor een bedrag van jaarlijks € ruim 4 mln. aan structureel nieuw beleid en daarnaast stelt het college voor om in totaal € 12 min. (in 2024 € 6,5 mln. en 2025 € 5,5 mln.) te investeren in incidenteel nieuw beleid, waarvoor een deel van het positief resultaat uit de jaarrekening 2022 wordt aangewend (zie bijlage 4).

Een uitgangspunt van het begrotingsbeleid is: 'oud voor nieuw', en dat houdt in dat nieuw beleid in eerste instantie financieel wordt opgevangen door het schrappen/minderen van bestaand beleid. Toepassing van dit uitgangspunt heeft als dekking voor de voorstellen van structureel nieuw beleid voor 2024 een bedrag van € 1,4 mln. opgeleverd. Een overzicht van deze dekkingsvoorstellen is in bijlage 4 vermeld. 

Daarnaast is voor diverse onderwerpen terughoudend omgegaan met de financiële vertaling richting 2026 en verder, ondanks dat het wenselijk wordt geacht deze middelen structureel beschikbaar te stellen. Het college kiest ervoor het tekort vanaf 2026 niet verder te laten oplopen door nieuw beleid. In bijlage 4 is opgenomen welke posten dit betreft.

Ravijn vanaf 2026 – landelijke ontwikkelingen
Vanaf 2026 loopt het begrotingstekort op van € 16 mln. naar € 23 mln. in 2027.  Het tekort vanaf 2026 wordt vooral veroorzaakt door de terugval in de algemene uitkering. De forse terugval in algemene uitkering (eerder aangeduid als ‘het ravijn’) speelt in alle gemeenten. Voor het jaar 2026 heeft het rijk bij de Septembercirculaire 2022 een eenmalige uitkering van € 1 miljard toegekend om een deel van het 'ravijn' te dempen. Onlangs is de Voorjaarsnota 2023 van het rijk gepubliceerd. Hierin is reeds bekend gemaakt dat de eenmalige uitkering van € 1 miljard in 2026, vanaf 2027 structureel wordt. Daarnaast is door het rijk besloten dat de trap-op-trap-af-systematiek wordt vervangen door de ontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product (BBP). De verwachting is dat dit bedrag onvoldoende is om het financiële ravijn te dichten. 
Daarnaast is recent een principe-akkoord gesloten tussen het rijk en de VNG over de Hervormingsagenda Jeugd. Hiervoor wordt de eerder ingeboekte bezuiniging op Jeugd voor de jaren 2024 en 2025 bevroren. 

Tot slot geldt, dat de herijking van het gemeentefonds is ingegaan op 1 januari 2023. De gemeente Zoetermeer ontvangt t/m 2025 een suppletie-uitkering om het nadelige effect af te toppen tot maximaal € 22,50 per inwoner. Op dit moment wordt de herijking door middel van verschillende onderzoeken door het Ministerie van BZK samen met de ROB en VNG tegen het licht gehouden, waarbij de gemeente Zoetermeer vertegenwoordigd is in de klankbordgroepen. Het is de bedoeling dat deze onderzoeken uiterlijk 2025 zijn afgerond, hetgeen kan leiden tot een aangepaste verdeling per 1 januari 2026. Kortom, er is veel duidelijk voor de korte termijn, maar weinig voor de periode vanaf 2026. Indien de huidige suppletie-uitkering volledig vervalt, levert dit voor de gemeente Zoetermeer vanaf 2026 een aanvullend structureel nadeel van ruim € 10 mln. op.

In de Meicirculaire 2023 worden deze onderwerpen nader uitgewerkt door het rijk. Dan worden de consequenties voor gemeenten (en dus voor Zoetermeer) duidelijker. Hierover wordt de raad via een afzonderlijk memo geïnformeerd.

Ravijn vanaf 2026 – onderzoek naar lokale oplossingen
Omdat het een reëel risico is dat de begroting vanaf 2026 niet meer sluitend is, worden de komende periode oplossingsrichtingen onderzocht. Hierbij wordt onder andere gedacht aan een heroverweging van subsidies waarvan de doelmatigheid en/of doeltreffendheid onvoldoende kan worden aangetoond. Ook zal kritisch worden gekeken naar de gemeentelijke beleidscapaciteit op verschillende terreinen. Ook zal worden bezien in hoeverre het mogelijk is om te sturen op (extra) matching in de arbeidsmarkt Zuid Holland Centraal, zodat de kosten van de bijstandsuitkeringen minimaal weer gelijke tred houden met de ontwikkeling van de rijksvergoeding (BUIG). De uitkomsten van het onderzoek worden in het voorjaar van 2024 bij de Perspectiefnota 2025 gepresenteerd.

Het college stelt in afwachting van de nadere duiding van (structurele) rijksvergoedingen in deze perspectiefnota nog geen aanvullend dekkingsplan op voor 2026 en verder, zodat op dit moment nog geen sprake is van een voorstel voor een sluitende begroting voor de jaren 2026 en verder.

Duiding begrotingstekort in relatie tot provinciaal toezicht
Onderstaande tabel geeft het begrotingssaldo met een onderscheid in incidenteel en structureel. Dit onderscheid is van belang in kader van het provinciaal begrotingstoezicht.

In de beoordeling van de provincie is de meerjarenraming 2025-2027 alleen van belang, indien het eerste jaar van de begroting – dus 2024 – niet structureel en reëel in evenwicht is. Dat betekent dat als de structurele lasten in 2024 lager zijn dan de structurele baten, de meerjarenraming niet in de beoordeling wordt meegenomen. De provincie kijkt wel met een schuin oog naar de meerjarenraming en maakt er mogelijk ook een opmerking over, maar het is geen reden om de gemeenten een andere vorm dan repressief toezicht te verlenen. Indien het jaar 2024 niet structureel en reëel in evenwicht, ontstaat een andere situatie en dringt de provincie bij de raad eerder aan om tot maatregelen te komen die leiden tot een sluitende begroting.

Gegeven de situatie dat het gepresenteerde positieve begrotingssaldo 2024 – ook in termen van de provincie – bestaat uit een positief saldo tussen structurele baten en lasten van € 1,262 mln. is er vanuit provinciaal toezicht geen reden tot opmerkingen. Vanzelfsprekend werkt iedere euro structureel nieuw beleid wel door naar een groter begrotingstekort vanaf 2026. Voor dat begrotingstekort moet in de loop van deze collegeperiode een oplossing worden gevonden. Op basis van de huidige verwachtingen met betrekking tot het financiële ravijn vanaf 2026 zal het noodzakelijk zijn om hiervoor de komende periode maatregelen voor te bereiden, zodat tijdig keuzes kunnen worden voorgelegd aan de gemeenteraad.

Reserve Investeringsfonds 2030

Terug naar navigatie - Reserve Investeringsfonds 2030

Onderstaande tabel presenteert de stand en het verwachte verloop van de Reserve Investeringsfonds 2030 (Rif). Deze reserve speelt een belangrijke rol in de dekking van kosten verbonden aan de woningbouwprojecten in de stad (voorheen Schaalsprong).

De Rif toont op eindbasis (2030) nog een bestedingsruimte van € 25,6 mln. Als rekening wordt gehouden met de nog te realiseren winstafdrachten uit grondexploitaties en de deelneming Hoefweg is de bestedingsruimte € 38,7 mln. Hieronder volgt een toelichting op de belangrijkste posten in de tabel.

A vermeldt de beginstand van het lopend jaar inclusief de gevolgen van de winstafdracht uit grondexploitaties uit de jaarrekening 2022. Onder A1 zijn de financiële gevolgen van raadsbesluiten met een beroep op de Rif opgenomen. A2.a geeft de reserveringen voor de schaalsprong in de Rif uit eerdere raadsbesluiten weer en A2.b reserveringen voor strategische aankopen voor grondzaken. 

B presenteert de begrotingsvoorstellen in voorbereiding.

De raad heeft eerder besloten dat maximaal 50% van positieve rekeningsresultaten kan worden gestort in de Rif. Het rekeningsresulaat van 2022 is € 30,2 mln. Via het resultaatbestemmingsvoorstel wordt € 10,4 mln. aan budgetten overgeheveld/bestemd naar 2023 en verder.  Van het restant rekeningresultaat van € 19,9 mln. wordt voorgesteld een bedrag van 12,0 mln. in te zetten voor het incidenteel nieuw beleid en het resterende bedrag van € 7,8 mln. toe te voegen aan de reserve investeringsfonds. 

B1 bevat de voorstellen tot herfasering van eerder beschikbaar gestelde budgetten uit 2022 naar 2023. Deze worden in het resultaatbestemmingsvoorstel in bijlage 3 toegelicht.  

Onder B2 staan de voorstellen uit deze perspectiefnota. 

Dakenprogramma
De raad is per memo in maart jl. geïnformeerd over het dakenprogramma. De gemeente wil als kwartiermaker het gebruik van daken aanjagen en zelf het goede voorbeeld geven. Het budget wordt gebruikt als proces- en stimuleringsgeld voor het Zoetermeers Dakenteam. In programma 7 is een uitgebreide toelichting opgenomen.

Gebiedsontwikkeling Dutch Innovation Park
Het gebiedsprogramma Dutch Innovation Park is een meerjarig programma. Elke twee jaar wordt opnieuw budget gevraagd om aan de basis van de gebiedsontwikkeling te kunnen blijven werken. Met deze basismiddelen wordt gewerkt aan de campusontwikkeling op het Dutch Innovation Park via vier pijlers (sterk economisch vestigingsklimaat, bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en onderwijs). Met het beschikbaar stellen van dit budget wordt de inzet van het programmateam veiliggesteld. Daaronder vallen actieve wervingsactiviteiten en communicatie rond alle ontwikkelingen op het park en het relatiemanagement met investeerders, huurders en andere belanghebbenden. Daarnaast wordt dit budget ook opgevoerd als co-financieringsmogelijkheid bij verschillende subsidietrajecten. Het budget dient ook als impulsbudget om zaken te versnellen en/of om kansen op mogelijke subsidies te vergroten. Op basis van de looptijden van de samenwerkingsovereenkomsten en huurovereenkomsten van de stakeholders is het wenselijk om ook voor 2024-2026 deze budgetten te reserveren. De uitvoering en de programmasturing en coördinatie van het gebiedsprogramma Dutch Innovation Park brengen kosten met zich mee. Daarnaast is er budget nodig dat kan dienen als cofinanciering. Voor de programmasturing en cofinanciering is voor de jaren 2024 t/m 2026 € 205.000 benodigd.  

Gebiedsontwikkeling Binnenstad
De raad heeft op 21 september 2020 de Visie Binnenstad 2040 vastgesteld. Op basis van de visie is vervolgens een uitvoeringsstrategie programma Binnenstad 2022-2023 uitgewerkt en is op 31 januari 2022 door de raad budget beschikbaar gesteld om een uitvoeringsprogramma en een (integrale) businesscase voor de Binnenstad op te stellen.  Op basis van de nu geldende uitgangspunten van de gebiedsontwikkeling is een concept gebiedsbusinesscase opgesteld. Dit concept laat een totale (publieke) onrendabele top zien voor de Binnenstad. De gebiedsbusinesscase bestaat uit verschillende onderdelen en wordt gefaseerd tot 2040 uitgevoerd. Om de businesscase sluitend te krijgen is subsidie aangevraagd (woningbouwimpuls, 5e tranche) en is subsidie verkregen (mobiliteitsfonds). De Binnenstad is om de beheersbaarheid te vergroten opgesplitst in 9 afzonderlijke deelgebieden waar ca. 2.800 woningen worden gerealiseerd. Voor elk deelgebied wordt afzonderlijke besluitvorming aan de raad gevraagd. De gebiedsbusinesscase voor het programma Binnenstad wordt voor de zomer 2023 aan de raad gepresenteerd.
Uit de eerste (concept)berekeningen blijkt dat door het ambitieniveau niet elke in te stellen grondexploitatie (en faciliterend grondbedrijf project) kostendekkend is. Hoewel er nog verschillende mogelijkheden zijn om de businesscase aan te passen, wordt in deze perspectiefnota al een eerste voorzet gedaan op dekking vanuit de Rif voor de te vormen grondexploitaties en nadelige faciliterende projecten in de Binnenstad van ca. € 15,8 mln. Dit is een saldo van verlieslatende - en winstgevende exploitaties. Het voorstel is om dit bedrag te reserveren. In de businesscase wordt de omvang en de fasering over de verschillende jaren aangegeven. De aanwending vindt per deelgebied met een afzonderlijk raadsbesluit plaats.

Voortzetting onderdelen Strategische agenda/Schaalsprong
In de Programmabegroting 2022-2025 is aangegeven dat programma Schaalsprong inhoudelijk opgaat in de omgevingsvisie Zoetermeer 2040. Op grond van eerdere besluitvorming in het kader van de Schaalsprong, is er in de Rif voor de uitvoering budget gereserveerd tot en met 2025. Het is gezien de opgave waar de gemeente voor staat wenselijk dat deze activiteiten doorgaan. 
De kosten voor 2024 en 2025 bestaan uit de voortzetting van het project Schaalsprong Openbaar Vervoer van € 120.000. Vanaf 2026 tot met 2030 zijn de activiteiten als volgt onderverdeeld en bedragen de kosten € 960.000:

Het voorstel is om de reserveringen door te trekken naar 2030. De gereserveerde bedragen worden met een raadsvoorstel voorgelegd. 

Stationsgebied Entree
Door de werkzaamheden aan de Mandelabrug zijn de opdrachten voor de realisatie van het Stationsgebouw Entree stil gelegd. Dit leidt tot extra herstartkosten. Daarnaast heeft het college opdracht gegeven de stationsontwikkeling te versnellen. De meerkosten van het stilleggen, opnieuw opstarten en de versnelling bedragen € 200.000.

Onder C zijn de verwachte winstafdrachten van de grondexploitaties opgenomen.

Fonds Zoetermeer 2040

Terug naar navigatie - Fonds Zoetermeer 2040

Onderstaande tabel toont de standen het verloop van de Reserve Fonds Zoetermeer 2040.

Deze reserve is in 2021 gevormd uit de verkoopopbrengsten van de aandelen Eneco. Onder 1 is de stand per 1 januari 2023 weergegeven. Onder 2 staan de eerder genomen raadsbesluiten waaronder de voorstellen uit het coalitieakkoord voor handhaving, wijkontwikkeling en impuls openbare ruimte. De in 2022 beschikbaar gestelde middelen zijn niet volledig uitgegeven. Daarvan wordt voorgesteld deze te herfaseren naar volgende jaren. Ze staan onder punt 3 en maken onderdeel uit van het resultaatbestemmingsvoorstel in bijlage 3.

Gebiedsontwikkeling Meerzicht
De wijkverkenning uit 2019 toont aan dat een toekomstbestendig Meerzicht vraag om ingrepen op verschillende domeinen die elkaar versterken. In december 2022 is voor het gebiedsprogramma Meerzicht budget beschikbaar gesteld voor 2023 en 2024. Voor twee onderdelen is een aanvulling nodig:
- Hart van Meerzicht
- Participatie inwoners

In programma 7 wordt dit nader toegelicht.

Strategische Agenda Zoetermeer 2040
Het kernteam Zoetermeer 2040 zorgt voor een goede voorbereiding van alle besluitvorming, verankering van de besluiten in de organisatie en bewaakt de uitvoering van de Omgevingsvisie en de Strategische Agenda. Het team is in 2022 gestart en draagt actief zorg voor het in lijn brengen van beleid, investeringsvoorstellen, programma’s en projecten met de doelen en uitgangspunten van de Omgevingsvisie. Om dit de komende vier jaar te blijven doen is een voldoende toegerust kernteam noodzakelijk. Het team verzorgt de coördinatie van de Strategische Agenda en biedt hulp om uitvoering te geven aan de Omgevingsvisie. Daarnaast borgt het team de in- en externe communicatie over de visie. Onderdeel van deze aanpak is een verder vervolg geven aan de 1e Strategische Agenda. Hieronder vallen ook het actualiseren van de Staat van Zoetermeer en het doorlichten en actualiseren van beleid, programma’s en projecten.

Voor het kernteam is een bedrag van € 480.000 nodig en voor onderzoeksbudget € 112.500. Het voorstel is om dit te dekken vanuit de reserve fonds Zoetermeer 2040. 

Reserve vrij inzetbaar

Terug naar navigatie - Reserve vrij inzetbaar

Onderstaande tabel geeft de stand en het verloop van de Reserve vrij inzetbaar weer.

De reserve vormt de weerstandscapaciteit van de gemeente. De reserve moet de ruimte hebben om de financiële gevolgen van eventuele tijdelijke financiële tegenvallers en risico’s op te vangen. In de stand van de reserves is rekening gehouden met:
-    rekeningresultaat van 2022;
-    resultaatbestemmingsvoorstel 2022 (zie tabel punt B2);
-    verwachte begrotingsresultaten 2023 en 2024 (zie tabel punten B3 en B4).

De reserve vrij inzetbaar moet dekking bieden voor:
-    het verwachte (negatieve of positieve) rekeningresultaat van het lopende begrotingsjaar 2023 (inclusief voorstellen Perspectiefnota/Eerste Tussenbericht) en
-    de financiële risico’s bestaande uit:
      • de financiële vertaling van de benoemde risico’s zoals opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen in de Jaarrekening 2022 en
      • 4% van het begrotingstotaal (exclusief grondexploitaties) voor eventueel niet onderkende risico’s. 

Rekeningresultaat 2022
Het rekeningresultaat 2022 is € 30,262 mln. positief. Dat is veel beter dan eerder verwacht. In plaats van een aanwending van de Reserve vrij inzetbaar voor een tekort, vindt met het vaststellen van resultaat een storting plaats. 

Budgetoverhevelingen en resultaatbestemming
In het resultaatbestemmingsvoorstel wordt voor € 10,4 mln. aan budgetten overgeheveld/bestemd naar 2023 en verder. Dit betreft activiteiten die in 2022 niet zijn/konden worden uitgevoerd, maar die wel noodzakelijk zijn. Zie bijlage 3 voor een globale toelichting. Van het restant rekeningresultaat van € 19,9 mln. wordt voorgesteld een bedrag van 12,0 mln. in te zetten voor het incidenteel nieuw beleid in deze perspectiefnota in de jaren 2024/2025 (B4a) en van het resterende bedrag van 7,8 miljoen wordt voorgesteld om dit toe te voegen aan de reserve investeringsfonds (B2c). 

Begrotingssaldo 2022 en 2023
De verwachte uitkomst van het financieel perspectief 2023 vanuit het Eerste Tussenbericht (TB1) van € 0,296 mln. negatief is zichtbaar onder post B3b. Uit de Perspectiefnota 2024 blijkt dat voor het jaar 2023 een klein tekort wordt verwacht. Het positieve saldo 2024 van € 0,085 mln. is herkenbaar opgenomen onder post B4b. 

Gevolgen COVID-19
Post B1c bevat € 2,544 mln. als reservering voor de onvermijdelijke kosten van COVID-19. Het bedrag was eerder geraamd in 2021 en 2022. Deze post is ook in 2022 niet aangesproken en derhalve wordt voorgesteld de reservering in 2023 te laten vervallen (B3a). 

Vrij inzetbaar en weerstandscapaciteit
De benodigde weerstandscapaciteit voor risico’s is € 17,076 mln. Deze bestaat voor € 0,55 mln. uit de berekende risico’s op grond van de stand van de zaken in de jaarrekening 2022 (paragraaf weerstandsvermogen) aangevuld met 4% van het begrotingstotaal (exclusief grondexploitaties) voor de niet bekende risico's.

De verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit wordt aangeduid als het weerstandsvermogen: de mogelijkheid om weerstand te bieden. De norm voor het weerstandsvermogen is 1. Bij de jaarrekening 2022 was deze ratio 3,2. Rekening houdend met de in deze perspectiefnota gepresenteerde cijfers is de ratio (het weerstandsvermogen) 2,11. Dit betekent een overschot van bijna € 14 mln. Deze hoge uitkomst biedt feitelijk de mogelijkheid om een deel van de reserve vrij inzetbaar een andere bestemming te geven. Gelet op de grote onzekerheid over de financiële situatie na 2026 wordt voorgesteld deze ruimte in de Reserve vrij inzetbaar beschikbaar te houden en niet anders te bestemmen.