*Dit is in 2025 inclusief € 14,7 mln. en in 2026 inclusief € 5 mln. inzet van het zogenaamde surplus in de algemene reserve.
Financiële vertreksituatie (regel 1)
In november 2024 is de begroting 2025-2028 vastgesteld. Gecorrigeerd voor incidentele baten en lasten bedroeg het structurele saldo voor 2025 nog € 1,5 mln. positief. Hierbij is gebruik gemaakt van de inzet van het zogenaamde 'surplus in algemene reserve' voor een bedrag van in totaal € 14,7 mln. We teren dus in op het eigen vermogen. Vanaf 2026 vertoont de meerjarenraming tekorten van ruim € 31 mln. in 2026 oplopend tot bijna € 43 mln. in 2029.
Raadsbesluiten tot en met april 2025 (regel 2)
Na de vaststelling van de Programmabegroting 2025 is een aantal raadsbesluiten met een effect op het begrotingssaldo genomen waaronder o.a. Markt 10, Van Kunstwerk naar Kunstwerk, Maatregelen Crisisorganisatie Sociaal Domein, Lokaal Mediabeleid Zoetermeer en Uitwerkingskader Roggeakker.
Septembercirculaire 2024 (regel 3a)
In oktober 2024 is de raad via een memo geïnformeerd over de uitkomsten van de Septembercirculaire 2024. De financiële consequenties zijn in deze Perspectiefnota 2026 verwerkt.
Verwacht accres meicirculaire en indexatie lonen en prijzen (regel 3b)
De groei van de algemene uitkering (het accres) wordt bepaald aan de hand van de groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP). De raming van het CPB voor het BBP maakt onderdeel uit van het Centraal Economisch Plan (CEP). Hierdoor kunnen gemeenten een berekening maken van het accres. Voor Zoetermeer gaat het om € 2,5 mln. in 2025 oplopend tot € 4,3 mln. vanaf 2029. Bij de Meicirculaire 2025 krijgen we de definitieve cijfers. Dit accres wordt allereerst ingezet om de loon- en prijsstijgingen te dekken. Zie hiervoor ook de toelichting in bijlage 1.
Financiële ontwikkelingen bestaand beleid (regel 3c)
De analyse van de Jaarrekening 2024 en het Eerste Tussenbericht 2025 toont afwijkingen in de uitvoering van de begroting. De grootste negatieve afwijking betreft de ontwikkeling van kosten met betrekking tot de uitvoering van de WSW en beschut werk door de Binnenbaan. Daarnaast levert ook de uitvoering van jeugdgezondheidszorg hogere kosten op. Deze afwijkingen hebben deels een meerjarig karakter. De noodopvang van Oekraïners levert een incidenteel voordeel op. Bij het onderdeel 'nieuw beleid' wordt voorgesteld hiervan een bedrag van € 2,1 mln. te reserveren voor de realisatie van gemeentelijke opvangplaatsen. Hogere parkeeropbrengsten leveren naar verwachting structureel € 0,5 mln. meer inkomsten op. Een incidenteel nadelig effect wordt veroorzaakt door de dalende rente, waardoor de rente-inkomsten € 0,5 mln. lager uitvallen. De inkomsten uit dividend vallen daarentegen naar verwachting structureel voordelig uit. In de toelichtingen per programma zijn de verschillen op postniveau toegelicht. Een totaaloverzicht van posten is opgenomen in bijlage 4.
Onvermijdelijke ontwikkelingen (regel 3d)
De afwijkingen in de categorie onvermijdelijke ontwikkelingen liggen buiten de invloedsfeer van de gemeente. De belangrijkste post hierin betreft de gevolgen van de NIS2-richtlijn met betrekking tot informatiebeveiliging waardoor in 2025 strengere eisen worden gesteld aan de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen binnen essentiële sectoren, waaronder lokale overheden. Dit geeft een structureel nadeel van € 0,3 mln. Door stijging van de kosten van bestuurlijke samenwerkingsverbanden, waaronder tussen de gemeente Zoetermeer, Stedennetwerk G40, Fonds GGU en de VNG verwachten wij een structureel nadeel van € 50.000. Zie voor het totaaloverzicht bijlage 4.
Nieuw beleid (regel 3e)
De toelichtingen van de voorstellen van nieuw beleid staan in de programma's vermeld. Voorstellen voor nieuw beleid zonder specifieke dekking betreffen o.a. het aanstellen van twee integriteitsmedewerkers, het koersplan van de regionale uitvoeringsdienst (RUD) en het campagnebudget preventie en vroegsignalering schuldhulpverlening. Daarnaast wordt voorgesteld om voor bepaalde onderwerpen zoals wonen, mobiliteit en volkshuisvesting een beroep te doen op de reserve Fonds Zoetermeer 2040. Het totaaloverzicht van beleidsvoorstellen is opgenomen in bijlage 4.
Voorjaarsnota 2025 rijk (regel 4)
Op 18 april 2025 heeft het rijk haar Voorjaarsnota 2025 gepresenteerd met daarin financiële gevolgen voor gemeenten. In totaliteit komt er tot en met 2027 € 3 miljard beschikbaar voor gemeenten. Dit extra geld helpt om onder andere de jeugdzorguitgaven te dekken en de terugval in het gemeentefonds vanaf 2026 deels te dempen. Dit betekent voor Zoetermeer een voordeel van € 2,75 mln. in 2025 en € 10 mln. in de jaren 2026 en 2027. Ondanks deze voorzichtig optimistische uitkomsten blijven de financiële verwachtingen vanaf 2028 zorgelijk. Het kabinet zet in op invoering van een eigen bijdrage voor de jeugdzorg, verkorting van de trajectduur en daarnaast wordt de opbrengst van de hervormingsagenda geïndexeerd, terwijl er geen indexatie van de jeugdzorgkosten is opgenomen. De gevolgen van de Voorjaarsnota worden verwerkt in de Meicirculaire gemeentefonds 2025. Zo snel als mogelijk na het verschijnen van de meicirculaire wordt de raad in een afzonderlijk memo over de financiële uitkomst van de meicirculaire geïnformeerd.
Bezuinigings- en dekkingsvoorstellen (regel 5)
In april 2024 heeft het college de Inventarisatienota bezuinigings- en dekkingsmogelijkheden aan de raad gestuurd.
In maart 2025 heeft het college conform de gemaakte afspraken om de raad actief bij het bezuinigingsproces te betrekken een memo Bezuinigings- en dekkingsvoorstellen 2026 aan de raad gezonden met een voorlopige richting van de maatregelen die het college overweegt.
Dit betrof een extra stap ten opzichte van het reguliere proces binnen de planning en control cyclus van de gemeente Zoetermeer. Het doel hiervan was om de raad nader te informeren en een eerste richting te laten bepalen, zodat het college dit bij de voorbereiding op de Perspectiefnota 2026 kon meenemen.
Op basis van uitkomsten van de Voorjaarsnota 2025 van het rijk en de richtinggevende uitspraken in de vorm van aangenomen moties door de raad en toezeggingen door het college is een pakket aan maatregelen samengesteld dat is gebaseerd op scenario 1 (hopen op het beste), dat uitgaat van een extra bijdrage van het rijk van € 10 mln. Uitgangspunt hierbij is een structureel en reëel sluitende begroting voor het jaar 2026 binnen de financiële spelregels van de toezichthouder.
Bij het samenstellen van het pakket van bezuinigings- en dekkingsvoorstellen is rekening gehouden met de moties Geen lastenverzwaring voor onze inwoners (2406-12), Stapeleffect bij kwetsbare doelgroepen (2406-36) en Bestaanszekerheid behouden (2406-44). De uitwerking van de moties De kosten gaan voor de baten uit (2411-57) en Kostendekkendheid leges (2411-64) vragen meer doorlooptijd.
Het college blijft ondertussen actief zoeken naar verdere besparingsmogelijkheden, manieren om efficiënter (samen) te werken en tijdelijke investeringen die op langere termijn tot besparingen kunnen leiden. Deze inspanningen worden meegenomen in de voorbereiding op de Programmabegroting 2026 en de Perspectiefnota 2027.
Groei van de stad
Het beter faciliteren van de groei van de stad vraagt om het stellen van prioriteiten bij de strategische – en organisatorische inzet van middelen en het investeren in projecten die de grootste impact hebben op leefbaarheid, bereikbaarheid en duurzaamheid. Daarbij verdienen met name personele groei, organisatieontwikkeling, slimme technologie en datagedreven beleid specifieke aandacht. Een flexibele/adaptieve begroting die ruimte laat voor groei en kansen is daarbij ondersteunend. De hogere inkomsten door de toename van inwoners en woningen worden voor (maximaal) 50% gestort in de Reserve Fonds Zoetermeer 2040 en voor 50% ingezet voor hogere kosten van beheer en een aanleg van voorzieningen, onderhoud openbaar gebied, personeel en organisatieontwikkeling.
Enkele concrete voorstellen in deze Perspectiefnota 2026 zijn het structureel aanstellen van een subsidiewerver en een adviseur public affairs. Daarnaast vindt de komende periode een nadere uitwerking plaats van voorstellen in relatie tot groei van de stad.
Toelichting provinciaal toezicht
Onderstaande tabel geeft het begrotingssaldo met het onderscheid in incidenteel en structureel. Dit onderscheid is van belang in het kader van het provinciaal begrotingstoezicht. Het structureel begrotingssaldo vertoont voor het jaar 2026 een krap positief (structureel) saldo van € 1.031.000. Om dit positieve saldo te bereiken is wel een dekkingsplan nodig met bezuinigings- en dekkingsvoorstellen van ruim € 23 mln. Hierbij is als onderdeel van de bezuinigings- en dekkingsvoorstellen een bedrag van € 5 mln. onttrokken aan de algemene reserve, waarmee een deel van het zogenaamde 'surplus in de algemene reserve' is aangewend. Zonder dit dekkingsplan is sprake van een negatief saldo van ruim € 24 mln. In 2027 daalt het structurele begrotingssaldo naar ruim € 8,5 mln. negatief, in 2028 ruim € 20,5 mln. negatief en in 2029 ruim € 25,1 mln. negatief. Dit als gevolg van het 'uitgestelde financiële ravijn’.
Omdat het (structurele) begrotingssaldo (inclusief bezuinigings- en dekkingsmaatregelen) voor 2026 positief is, heeft het nu gepresenteerde tekort vanaf 2027 geen directe gevolgen voor het oordeel van de provincie in kader van het begrotingstoezicht. In de beoordeling van de provincie is de meerjarenraming 2027-2029 alleen van belang, indien het eerste jaar van de begroting – dus 2026 – niet structureel en reëel in evenwicht is. Dat betekent dat als de structurele lasten in 2026 lager zijn dan de structurele baten, de meerjarenraming niet in de beoordeling wordt meegenomen. De provincie kijkt wel met een schuin oog naar de meerjarenraming en maakt er mogelijk ook een opmerking over, maar het is geen reden om de gemeenten een andere vorm dan repressief toezicht te verlenen. Indien het jaar 2026 niet structureel en reëel in evenwicht is, ontstaat een andere situatie en dringt de provincie bij de raad eerder aan om tot maatregelen te komen die leiden tot een sluitende begroting. Tevens zal de provincie kritisch de haalbaarheid van de voorgestelde bezuinigings- en dekkingsvoorstellen beoordelen.