Samenvattend resultaat

2024: Samen doen wat nodig is

Terug naar navigatie - 2024: Samen doen wat nodig is


Aan de vooravond van alweer het laatste volledige jaar van de bestuursperiode 2022-2026 nemen we u graag mee naar wat we met u in 2024 hebben mogen bereiken. We gaven (en geven) samen met u uitvoering aan wat wij vooraf bedachten dat nodig was en soms zelfs meer. Meer, omdat de actualiteit erom vroeg, of meer omdat het debat in de gemeenteraad daar aanleiding toe gaf.

Van 2024 op weg naar Zoetermeer 2040
We werkten in 2024, samen met onze inwoners, organisaties en ondernemers, aan de Strategische visie Zoetermeer 2040. Een uitwerking van onze toekomstvisie, waar we in 2025 samen met u en de samenleving verder over in gesprek gaan. Een 2040 waarin voor ondermijning geen plaats is. Een 2040 met een levendige 'entree', een goed OV-netwerk en de bouwkranen van nu ruimte hebben gemaakt voor een dynamisch stadshart. Een 2040 waarvan we bij het aanbieden van deze jaarstukken, weinig zekerheid hebben over het beleid waaraan we in de toekomst naar hebben te handelen. We balanceren tussen discussies over hoogten van rijksgelden tot een wereldorde die niet meer vanzelfsprekend lijkt.

In Zoetermeer tonen wij ons weerbaar, waar het gaat om onze directe woon- en leefomgeving, voorzieningen, veiligheid en draagkracht. We helpen jongeren die dreigen af te glijden in criminaliteit. We investeren in bestaanszekerheid en weerbaarheid van kwetsbare groepen. Mensen maken Zoetermeer vitaal, mensen zijn de kracht achter de jaarstukken die nu voor u liggen. Niet alleen omdat het onze plicht is deze met u te delen, maar vooral omdat het een goed inzicht geeft van waar we met u, de gemeentelijke organisatie en de samenleving ons hard voor hebben ingezet. Want alleen samen maken we Zoetermeer tot ónze plek.

Financiële gevolgen en blik vooruit
Verder treft u in deze jaarrekening het exploitatieoverzicht per programma. Over 2024 was het rekeningresultaat ca. € 6,9 mln. positief, rekening houdend met een bedrag van € 20,6 mln. aan onttrekkingen en toevoegingen aan reserves. Zonder inzet van deze reserves zou het resultaat € 13,8 mln. negatief bedragen. Voor het grootste deel betreft dit extra uitgaven uit hiervoor bestemde reserves zoals de reserve Zoetermeer 2040, maar ook is een bedrag van € 5 mln. aan de vrij inzetbare reserve onttrokken om eind 2023 het evenwicht in de begroting 2024 te herstellen. Hiermee werd voorkomen dat de gemeente onder preventief toezicht zou komen. Dankzij een gezonde financiële positie zijn we gelukkig in staat om tegenvallers op te vangen en tegelijkertijd te blijven investeren in de stad.

Met de voorjaarsnota heeft de Rijksoverheid bekend gemaakt aanvullende middelen voor 2026 en 2027 beschikbaar te stellen voor gemeenten. Maar dit is onvoldoende om de tekorten op te lossen. Wanneer de Rijksoverheid geen structurele middelen aan het gemeentefonds toevoegt, zullen lastige keuzes gemaakt moeten worden. Ondanks dat blijven we continue streven om Zoetermeer nog mooier en aantrekkelijker te maken. 

Leeswijzer

Terug naar navigatie - Leeswijzer


Het college legt elk jaar tijdens het resultatendebat verantwoording af aan de raad over het gevoerde beleid. Dit gebeurt op basis van de jaarstukken. De jaarstukken bestaan uit twee onderdelen, het jaarverslag en de jaarrekening. Een groot deel van de opgenomen informatie is verplicht voorgeschreven vanuit wetgeving. De Gemeentewet schrijft voor dat elke gemeente jaarlijks begrotings- en verantwoordingsstukken moet opstellen. Het Besluit begroting en verantwoording (BBV) bevat de regelgeving daarvoor.

Het jaarverslag
Het jaarverslag begint met de programmaverantwoording. Hierin legt het college verantwoording af over de beleidsmatige resultaten in 2024. Voor de programmaverantwoording is het bij de Programmabegroting 2024-2027 vastgestelde beleid het uitgangspunt. De gemeente Zoetermeer heeft zeven programma’s. In deze programma’s wordt ingegaan of de beoogde maatschappelijke effecten en doelstellingen zijn bereikt in 2024. Vanuit het BBV worden daarnaast overzichten voorgeschreven: Het overzicht van de kosten van de overhead, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en Vennootschapsbelasting (VPB). Ook de paragrafen, zoals opgenomen in deze Jaarstukken, zijn verplicht.

De jaarrekening
De jaarrekening bestaat uit het overzicht van baten en lasten en de toelichting daarop, de rechtmatigheidsverantwoording, de balans en de toelichting daarop, de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling, de bijzondere gebeurtenissen na balansdatum en een aantal bijlagen. 
Over onderwerpen, waarbij gedurende het jaar is gebleken dat er een afwijking op de begroting is ontstaan, is de raad geïnformeerd via de Tussenberichten (TB1 en TB2). Deze afwijkingen zijn verwerkt als ‘begrotingswijziging’. 
Ook is de raad in december geïnformeerd over grote of bijzondere afwijkingen na het Tweede Tussenbericht in het memo Memo - Financiële afwijkingen na Tweede Tussenbericht 2024 (‘Waterstanden’) (Memo financiële afwijkingen na TB2).

De accountantscontrole is met name gericht op het jaarrekeninggedeelte. De accountant controleert of de administratie van de gemeente aansluit bij de jaarrekening en of aan alle regelgeving over verslaggeving en rechtmatigheid is voldaan.

Als gevolg van rechtstreekse onttrekking van informatie uit het financiële systeem van de gemeente kunnen kleine afrondingsverschillen in de tabellen voorkomen.

Toelichting exploitatieresultaat

Terug naar navigatie - Toelichting exploitatieresultaat


In bovenstaande tabel komt het rekeningresultaat (het verschil tussen werkelijke baten en lasten) naar voren van € 6,9 mln. positief. In de gewijzigde begroting 2024 was een begroot negatief saldo (na wijziging) van € 7,8 mln. opgenomen. Het verschil tussen de verwachting en het in de jaarstukken gemelde resultaat bedraagt afgerond € 14,7 mln. positief.

De raad is in december in het memo 'Financiële afwijkingen na het Tweede Tussenbericht 2024' geïnformeerd over € 7,5 mln. aanvullende grote of bijzondere afwijkingen na het Tweede Tussenbericht. Per saldo geeft de jaarrekening - ten opzichte van de eerdere verwachting - een financieel betere uitkomst van € 7,2 mln. De hoofdlijn van deze verbetering is toegelicht in het eerste hoofdstuk van de jaarstukken. En in meer detail in het onderdeel jaarrekening.

In onderstaande tabel duiden we op hoofdlijn het resultaat ten opzichte van de verwachting in 2024. Geplande activiteiten die niet uitgevoerd konden worden beïnvloeden het resultaat. In de duiding van het resultaat wordt vooruitgeblikt op het bestemmingsvoorstel.

 

 

 

 

Samenvatting verschillenverklaringen op hoofdlijnen per programma

Terug naar navigatie - Samenvatting verschillenverklaringen op hoofdlijnen per programma


In de jaarrekening worden de verschillen in de “toelichting op het overzicht baten en lasten” groter dan € 100.000 verklaard. Onderstaande betreft per programma een samenvatting op hoofdlijnen (verschillen > € 0,5 mln.). De optelling tot het totaal per programma van het verschil tussen de gewijzigde begroting en rekening die in onderstaande samenvatting niet wordt verklaard, bestaat uit een optelling van diverse kleinere posten.

Programma 1 Onderwijs, economie en arbeidsparticipatie: € 3,8 mln. voordeel

Binnen doelstelling 1.5 stimuleren duurzame arbeidsparticipatie ontvangt en beheert de gemeente Zoetermeer als centrumgemeente van de arbeidsmarktregio Zuid-Holland Centraal de door het Rijk beschikbaar gestelde middelen voor de regio. Vanuit de decentralisatie-uitkering worden structurele kosten gemaakt om de regiefunctie uit te voeren (programmamanager, programmasecretaris) en de publieke werkgeversdienstverlening (WSP, social return) vorm te geven. Daarnaast zijn er incidentele middelen om dienstverlening aan inwoners vorm te geven (psychisch beperkten, arbeidsbeperkten, jongeren, en statushouders). 
De besteding van deze middelen wordt bepaald in overleg met de regionale partners en wordt vastgelegd in het jaarlijks op te stellen Uitvoeringsplan ZHC. In TB2 is melding gedaan van een verwachte onderbesteding van de beschikbare middelen. Ten opzichte van dat bericht vallen de kosten lager uit dan ingeschat. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het vertraagd invullen van openstaande vacatures en het herfaseren van (deel-)projecten.
Omdat de gemeente deze middelen namens de regionale samenwerking beheert (en daarmee dus niet vrij besteedbaar zijn) wordt met deze jaarrekening een voorstel gedaan tot een voorlopige bestemming van het resultaat. In TB2 is al een afwijking gemeld van € 1,9 mln. voordelig. Dit brengt het totale over te hevelen bedrag van 2024 naar 2025 op € 2,5 mln. 

Binnen doelstelling 1.6 voorzien in noodzakelijke middelen van bestaan is een voordeel behaald van € 1,2 mln. De gebundelde uitkering Participatiewet, ook wel genoemd de BUIG, wordt door het Rijk uitgekeerd aan de gemeente en bestaat uit vijf uitkeringen. De totale omvang van de BUIG voor de gemeente Zoetermeer was € 52,9 mln. in 2024. De uitkering participatiewet (PW) is de voornaamste en beslaat ongeveer 95% van de BUIG; hiervan betaalt de gemeente de reguliere bijstandsuitgaven. Daarnaast zijn in volgorde van omvang aflopend:
•    Loonkostensubsidie
•    Inkomensondersteuning arbeidsongeschikte werknemers (IOAW)
•    Inkomensondersteuning arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ)
•    Besluit bijstandsverlening zelfstandigen levensonderhoud (Bbz)
In 2024 is er € 0,16 mln. minder uitgegeven dan begroot en € 1,04 mln. meer binnengekomen dan begroot. Per saldo leidt dit tot een voordeel voor de gemeente Zoetermeer van € 1,2 mln. Dit verschil wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een loon- en prijsbijstelling van de BUIG (prijsverschil). 

Programma 2 Samen leven en ondersteunen: € 6,2 mln. voordeel
Binnen doelstelling 2.1 bevorderen vroegtijdige, toegankelijke, passende en effectieve jeugdhulp is een voordeel behaald van € 5,7 mln. In 2024 is er regelmatig gerapporteerd over de verwachte kostenontwikkeling voor de specialistische jeugdhulp. Al in de eerste helft van het jaar ontstond het beeld dat de kosten het beschikbare budget zouden overschrijden. Bij TB2 2024 heeft de raad daarom besloten om het budget voor specialistische jeugdhulp met € 12,6 mln. te verhogen. In de tweede helft van het jaar werden de prognoses naar beneden bijgesteld. Dit betekent dat er, ten opzichte van de Programmabegroting 2024-2027 zoals vastgesteld in november 2023, nog steeds sprake is van een overschrijding van het budget. De overschrijding is echter minder groot dan verwacht. Aangezien de raad het budget tussentijds heeft verhoogd, leidt dit bij de Jaarrekening 2024 tot het melden van een voordeel.

Daarnaast is er ten aanzien van het programma Toekomstbestendige Jeugdhulp een voordeel behaald van € 0,7 mln. De raad heeft voor de uitvoering van het programma Toekomstbestendige Jeugdhulp (met daarin vijf projecten die bijdragen aan het normaliseren van het jeugdhulpgebruik) voor 2024 en 2025 € 2,8 mln. beschikbaar gesteld. Hiervan was 50% opgenomen in de begroting 2024. Het voordeel bestaat enerzijds uit lagere kosten (€ 0,4 mln. minder uitgegeven (waarvan in Tb2 2024 € 0,2 mln. is gemeld)) en anderzijds uit extra dekking vanuit de specifieke uitkering Integraal Zorgakkoord (€ 0,5 mln.). De lagere kosten zijn te verklaren doordat projectactiviteiten op het primair en voortgezet onderwijs in overleg met de scholen pas na de herfstvakantie zijn gestart. Daarnaast hebben de externe partners alleen werkelijke inzet vergoed gekregen en is de inzet van projectleden deels verschoven naar de uitvoering van crisismaatregelen jeugd. Voorgesteld wordt om het voordeel met een budgetoverheveling van 2024 naar 2026 voor het programma beschikbaar te houden.

Binnen doelstelling 2.2 Bevorderen meedoen aan de samenleving en zelfstandig wonen is een voordeel behaald van € 1,1 mln. wat toeziet op noodopvang Oekraïners. Het totale voordeel bedraagt hiermee € 5,4 mln. Dit komt ten gunste van het rekeningsaldo van de gemeente. De lagere kosten van € 0,5 mln. zijn vooral ontstaan door de verminderde uitkering van leefgeld. Dit komt omdat meer ontheemden werk hebben dan voorzien en voor de werkenden geen levensonderhoud behoeft te worden verstrekt. De gemeente ontvangt voor de opvang van het rijk een normvergoeding. Het rijk heeft deze in 2024 van € 82 naar € 61 per bed per dag verlaagt. De normvergoeding van het rijk voor de gemeente pakt in totaal door de vergoeding voor het leefgeld per saldo hoger uit dan verwacht. Daarnaast is de beschikbare capaciteit door een herschikking iets verhoogd. Dit geeft samen een aanvullend voordeel van € 0,5 mln. 

Daarnaast is er binnen doelstelling 2.2 een nadeel behaald van 1,0 mln. met betrekking tot formatie en inhuur WMO. Het nadeel van € 1,0 mln. op de personele kosten en specifiek inhuur wordt veroorzaakt door personeelsverloop, ziekteverzuim en de noodzaak om vervanging in te zetten. Daarnaast is extra personeel ingezet om te waarborgen dat Wmo-meldingen binnen de wettelijke termijnen worden opgepakt. De instroom van Wmo aanvragen blijft hoog, met gemiddeld 100 meldingen per week, en de aanvragen worden steeds complexer, wat de afhandeltijd verlengt. Door krapte op de arbeidsmarkt is het lastig om specialistische vacatures in te vullen, waardoor inhuur noodzakelijk blijft om de continuïteit te waarborgen. De toenemende werkdruk op Wmo-consulenten wordt verder versterkt door factoren zoals de woningnood en de decentralisatie van beschermd wonen, wat structurele extra capaciteit vereist. In TB2 is een nadeel van € 0,32 mln. gemeld. 

Ten derde is er een voordeel behaald van € 0,591 mln. met betrekking tot Wmo hulpmiddelen en woningaanpassingen. De Wmo hulpmiddelen, zoals een rolstoel of scootmobiel, worden ingezet om beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie van een cliënt te verminderen. Het budget bedraagt € 2,3 mln. In TB2 is een overschot gemeld van € 0,3 mln. In werkelijkheid is minder uitgegeven omdat er minder dure voorzieningen zijn verstrekt. Het voordeel is € 0,36 mln.

Tot slot is er binnen deze doelstelling een nadeel van € 0,671 mln. behaald met betrekking tot Wmo Begeleiding (Toekomst Sociaal Domein) en persoonsgebonden budget Begeleiding. De maatwerkvoorzieningen voor begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf zijn per 1 januari 2024 opnieuw regionaal ingekocht met vier gemeenten onder de naam Toekomst Sociaal Domein (TSD). Het budget TSD (€ 0,97 mln.) wordt overschreden met € 0,58 mln. In TB2 is een nadeel gemeld van € 0,3 mln. De forse toename van het aantal klanten begeleiding in 2024 ten opzichte van 2023 verklaart het tekort op het budget. Daarnaast is er sprake van hogere tarieven. De forse stijging bij de ZIN (Zorg in Natura) Begeleiding cliënten, is niet geconstateerd bij het aantal PGB Begeleiding cliënten. In TB2 is een voordeel gemeld van € 0,5 mln. Het regulier aanbod van begeleiding is vergroot, zoals via InZet (algemene voorziening). Dit maakt dat de kosten PGB Begeleiding teruglopen. De verwachting van de afname van het aantal PGB klanten in 2024 was alleen te hoog ingeschat. Dit heeft geleid tot een nadeel op de PGB Begeleiding van € 0,1 mln. Het totale nadeel op de maatwerkvoorzieningen ZIN en PGB is € 0,67 mln.

Programma 3 Leefbaarheid, duurzaam en groen: € 4,7 mln. voordeel
Binnen doelstelling 3.1 bevorderen duurzame ontwikkeling is een voordeel behaald van € 0,7 mln. De totale lasten op het product afval komen € 0,2 mln. lager uit (1,21%). Dit heeft vooral te maken met schommelingen in de hoeveelheden en prijzen in de afvalstromen (incidenteel). Daarnaast zijn er 8 voertuigen verkocht en vervangen. Door de interne doorbelastingen is dit kostenneutraal. Aan de batenkant is het voordeel € 0,5 mln. (2,61%). Dit komt vooral door hogere inkomsten van de afvalstoffenheffing en de vergoeding van de afvalstromen. Binnen doelstelling 3.2 behouden aantrekkelijke & veilige openbare ruimte is een voordeel behaald van € 0,7 mln. Dit ziet toe op het onderdeel parkeren. In 2024 is een nieuwe aanbesteding gedaan voor parkeerbeheer, waarbij gestart is met de inzet een scanauto voor handhaving. Deze aanbesteding levert een voordeel op van € 0,06 mln. op de lasten. De inkomsten zijn € 0,6 mln. hoger uitgevallen. Dit komt door een toename van het aantal uitgegeven vergunningen, ontheffingen en naheffingen en er zijn meer inkomsten vanuit betaald parkeren.

Tot slot is er een voordeel behaald van € 1,3 mln. met betrekking tot vrijval voorziening tunnelbak Europaweg. De uitvoering van urgent groot onderhoud was voorzien in 2024 maar er is, gezien de belangrijke verkeerskundige functie voor gekozen om de constructieve werkzaamheden te combineren met overige groot onderhoud werkzaamheden (o.a. asfaltering) in 2025. Hierdoor zullen de werkzaamheden maar eenmalig overlast geven. 

Programma 4 Vrije tijd: € 0,9 mln. voordeel
In doelstelling 4.1 bevorderen laagdrempelig toegankelijke culturele en sportvoorzieningen is een nadeel behaald van € 0, 617 mln. De voorziening grootonderhoud gebouwen bestaat uit twee delen: schoolgebouwen en overige gebouwen. In de begroting was een vrijval geraamd van € 0,62 mln. vanuit de voorziening overige gebouwen. Deze bleek niet nodig.

Programma 5 Veiligheid: € 0,4 mln. voordeel
De verklaringen liggen allemaal onder de gehanteerde grens van verschillen groter dan € 0,5 mln. 

Programma 6 Dienstverlening: € 1,3 mln. nadeel 
Binnen doelstelling 6.1 continueren klanttevredenheid is een nadeel behaald van € 1,8 mln. met betrekking tot de legesopbrengsten. Voor het afhandelen van Omgevingsvergunningen worden leges ontvangen. Er is (zoals gemeld bij het memo Financiële afwijkingen na Tweede Tussenbericht 2024) een nadeel van € 1,8 mln. De belangrijkste reden is dat er minder vergunningen voor grote projecten zijn aangevraagd en verstrekt dan rekening mee was gehouden in de begroting. Wel zien we nu een stijging van het aantal projecten.
Binnen doelstelling 6.2 bevorderen van de participatie is een nadeel behaald van € 0,6 mln. met betrekking tot de voorziening wethouderspensioenen. Op grond van de Wet Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is een voorziening getroffen voor de pensioenverplichtingen aan wethouders. Het dalen van de verplicht te gebruiken rekenrente (DNB > 25 jr.) ten opzichte van 2023 betekent een extra storting in de voorziening wethouderspensioenen. Hierdoor is in 2024 een nadeel op de lasten van € 0,6 mln. Dit bedrag is gestort in de voorziening. Daarnaast is er een incidenteel voordeel van € 0,05 mln. door de bijdrage van acht gemeenten als gevolg van de New Town alliantie.

Programma 7 Inrichten van de stad: € 6,4 mln. nadeel 
Binnen doelstelling 7.2 bevorderen vernieuwende en gewenste functies voor stad en regio is er een nadeel behaald van € 1,2 mln. Voor de uitvoering van het Grondbeleid is ongeveer € 23,1 mln. aan lasten en ongeveer € 23,8 mln. aan baten in de programmabegroting opgenomen. Het Grondbeleid wordt gevoerd om een programma (woningen, kantoren, voorzieningen en bedrijfsterreinen) te realiseren. De uitgangspunten hierbij zijn het rijks-, provinciale en regionale beleid en de gemeentelijke visie op het toekomstige ruimtelijk beleid. In de Nota Grondbeleid zijn de kaders en uitgangspunten weergegeven voor het grondbeleid van de gemeente.
Er is een relatie tussen de lasten, baten, mutaties in reserves en boekwaarde van de verschillende grondexploitaties (en faciliterend grondbeleid) op de balans. Het resultaat van de grondbedrijf functie is per saldo via een mutatie in de voorraad neutraal verwerkt, zodat de ontstane afwijkingen in de regel geen invloed hebben op het rekeningresultaat van de gemeente. Ook is er (jaarlijks) sprake van faseringsverschillen. De redenen zijn vaak divers en zijn vaak exogeen van aard. Met projectontwikkelaars is bijvoorbeeld een afnamecontract afgesloten, maar het tempo van de afname en daarmee de opbrengsten wordt door de ontwikkelaars zelf bepaald. Het effect van de faseringsverschillen is verwerkt in het Meerjarenperspectief Grondbeleid (MPG).
Het MPG bevat naast informatie over de voortgang, ook een actualisatie van de grondexploitaties, de resultaatprognoses en de risico’s. In het MPG is het effect van de werkelijke voortgang meegenomen. Het resultaat van de actualisatie van het MPG is verwerkt in de jaarrekening en komt tot uitdrukking in mutaties in reserves en de winstafdrachten en het al dan niet vrijvallen van (een deel) van voorzieningen en reserves. De verwerking van het resultaat is vastgesteld in de Nota Grondbeleid en gaat via vastgestelde stappen: in eerste instantie voor 50% toegevoegd aan de reserve Financiële Positie Grondbedrijf (FiPo) en voor 50% aan de Reserve Fonds Zoetermeer 2040. Vervolgens wordt de maximale omvang van de reserve Financiële Positie Grondbedrijf en de reserve risico's Ontwikkelingsbedrijf bepaald aan de hand van de benodigde weerstandscapaciteit. Het surplus wordt afgeroomd naar de Reserve Fonds Zoetermeer 2040. In de paragraaf Grondbeleid is een inhoudelijke toelichting opgenomen op de uitvoering van het grondbeleid.
Het nadelig resultaat ontstaat doordat er ook vennootschapsbelasting (Vpb) over het resultaat moet worden afgedragen aan het rijk. Hier staat eenzelfde voordeel tegenover dat verantwoord is bij het afzonderlijke onderdeel Vpb.

Baten
Het nadeel op de baten € 7,4 mln. bestaat uit een hogere mutatie in de voorraad onderhanden werken. Het verschil met de raming komt o.a. doordat de te verkopen gronden voor Dwarstocht, Voorweg Noord en voor de transformatorstations Stedin later worden geleverd dan verwacht. De hogere mutatie onderhanden werken houdt verband met lagere lasten. 

Lasten
Het voordeel op de lasten van € 5,5 mln. ontstaat doordat begrote werkzaamheden voor bouw- en woonrijpmaken doorschuiven naar een volgend boekjaar. Het faseringsverschil bij het bouw- en woonrijpmaken is onder meer ontstaan in de grondexploitatie Voorweg Noord, Dwarstocht en Palenstein. 

Onttrekkingen reserves
De reserve FiPo, reserve Fonds Zoetermeer 2040 en reserve risico's Ontwikkelingsbedrijf worden elk jaar herijkt op basis van een herziening van grondexploitaties. De herijking heeft geleid tot een afroming van de reserve FiPo en het Rif van totaal € 9,3 mln. en van de reserve risico's Ontwikkelingsbedrijf van € 0,4 mln. Begroot was € 4,8 mln. Er is een totaalvoordeel van € 4,9 mln. gerealiseerd.

Toevoeging en reserves
Op basis van het grondbeleid komt het resultaat van de grondexploitaties (de winstneming) voor 50% ten gunste van de reserve FiPo en voor 50% ten gunste van de reserve Fonds Zoetermeer 2040. De toevoegingen voor de reserve FiPo en Fonds Zoetermeer 2040 zijn € 4,2 mln. hoger dan begroot (nadeel). Dit komt grotendeels door de afroming van de reserve FiPo omdat de omvang van de weerstandscapaciteit lager is vastgesteld. De weerstandscapaciteit is lager vastgesteld vanwege bijstelling (verlaging) van de projectrisico's.

Daarnaast is binnen deze doelstelling een nadeel behaald van € 5,1 mln. Vanaf maart 2021 zijn er voorbereidingskosten (VTA-kosten) gemaakt voor de planvorming en planologische procedure van Entree. Een belangrijk deel bestaat uit de kosten voor het maken van het exploitatieplan, de gebiedsbusinesscase, het schetsontwerp voor de openbare ruimte, de (ontwerp-)bestemmingsplanprocedure, de gebiedsmarketing en tenslotte de programmakosten in de periode 2021-2023. Diverse ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat er in juni 2023 een pas op de plaats moest worden gemaakt en het plan voor Entree wezenlijk aangepast moest worden en onder de Omgevingswet kwam te vallen. Eind 2023 vervielen van rechtswege ook de afgesloten anterieure overeenkomsten en zijn nieuwe onderhandelingen met de grondeigenaren/ontwikkelaars gestart. Uit bespreking met de ontwikkelaars en onderzoek kwam naar voren dat de kosten die gemaakt zijn in de periode 2021 tot en met half 2023 niet verhaald konden worden waardoor er in de jaarrekening een afboeking heeft plaatsgevonden van in totaal ongeveer € 5 mln. De raad is hierover geïnformeerd met het raadsmemo afboeken plankosten bestemmingsplanprocedure Entree van 20 februari 2025. Het risico op afboeking is gemeld in de jaarrekening 2023.

Binnen doelstelling 7.5 overige is een nadeel behaald van € 0,72 mln. welke toeziet op diverse gemeentelijk vastgoed. Leegstand van gemeentelijke commerciële panden aan het Stadhuisplein en het Rakkersveld leiden tot een verlies op huurinkomsten en servicekosten van € 0,41 mln. Daarnaast zijn doordat de geplande investeringen achterliepen minder loonkosten verantwoord op projecten en werken voor derden. Deze verschuiving naar de exploitatie van de loonkosten betekent een nadeel van € 0,31 mln.

Overzicht Overhead: € 0,2 mln. voordeel
Er is een voordeel behaald van € 0,7 mln. ten aanzien van loonkosten overhead. Het voordeel op de lonen bedraagt € 0,69 mln. positief. Dit is voornamelijk het gevolg van openstaande vacatures voor financiële functies als gevolg van krapte op de arbeidsmarkt. Op de baten is een voordeel van € 0,08 mln. behaald, als gevolg van een hogere bijdrage van het samenwerkingsverband doordat de gemeente meer aanbestedingstrajecten is aangegaan.
Er is daarnaast ook een nadeel van € 0,7 mln. ten aanzien van huisvestingskosten. Het nadeel is het gevolg van sterk gestegen kosten op het gebied van ambtelijke huisvestingskosten. De grootste afwijkingen zijn € 0,4 mln. ten aanzien van gebouwenbeheer en -onderhoud, € 0,09 mln. voor beveiliging en € 0,16 mln. voor overige pand gerelateerde kosten, zoals energielasten.

De overige verklaringen liggen onder de grens van verschillen groter dan € 0,5 mln.

Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien: € 5,9 mln. voordeel
Effecten septembercirculaire en decembercirculaire laat een voordeel zien van € 4.2 mln. Het verschil aan inkomsten uit de algemene uitkering is € 4,18 mln. Dit is gemeld in het Memo septembercirculaire en in het Memo financiële afwijkingen na TB2. Het voordeel heeft te maken met herverdeeleffecten tussen gemeenten en door de toevoeging van het niet gebruikte deel van het BTW-compensatiefonds aan de algemene uitkering.

Heffingsbedrag vennootschapsbelasting: € 0,26 mln. voordeel
Ten aanzien van vpb grondbedrijf is een voordeel behaald van € 0,6 mln. De vpb Grondbedrijf is begroot op € 0,8 mln. en komt uit op € 0,3 mln., een verschil van € 0,6 mln.

Overzicht lasten per programma, baten per kostensoort

Terug naar navigatie - Overzicht lasten per programma, baten per kostensoort


Uit de volgende grafiek ‘lasten per programma’ wordt duidelijk hoe de programma’s zich in omvang tot elkaar verhouden. De gemeente geeft het meeste budget uit in de programma’s 1 en 2, aan bijstandsuitkeringen en jeugdzorg. Veruit de meeste inkomsten van de gemeente komen terecht in ‘Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien (OAD)’. Voor deze grafiek ‘baten per kostensoort’ is daarom gekozen voor een andere weergave. Kostensoorten (of opbrengstsoorten) zijn een andere manier van indelen van de begroting dan naar programma. De inkomsten van de gemeente komen vanuit het Rijk, via het gemeentefonds en via andere uitkeringen vanuit het Rijk naar de gemeente. Vanuit belastingen en heffingen haalt de gemeente 11% van de inkomsten op.